Parketnummer : 20-000557-08
Uitspraak : 2 april 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
's-Hertogenbosch van 30 januari 2008 in de strafzaak met parketnummer 01/849304-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij verdachte ter zake van “Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod” (feit 1), “Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod” (feit 2), “Handelen in strijd met 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III” (feit 3) en “Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid Wet wapens en munitie” (feit 4) werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, behoudens de opgelegde straf, zal bevestigen en in zoverre opnieuw rechtdoende verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, zal opleggen.
Het hof kan zich op onderdelen, te weten de bewijsvoering, de strafmotivering en de opgelegde straf, niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot 08 mei 2007 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 54 gram, althans een hoeveelheid, hasjiesj, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot 08 mei 2007 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8, althans een of meer pillen bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 8 mei 2007 te 's-Hertogenbosch een vuurwapen van categorie III (artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1), te weten een pistool (merk Star, model Constable), voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 8 mei 2007 te 's-Hertogenbosch voorhanden heeft gehad 33, althans een of meer, kogelpatronen (kaliber 9 x 17 mm), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, omdat er een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde heeft plaatsgevonden. De verdediging heeft ter onderbouwing hiervan aangevoerd dat door de politie, op basis van onbetrouwbare CIE-informatie, stelselmatig inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte door hem veelvuldig te observeren en op lichtvaardige gronden zijn woning binnen te treden en te doorzoeken, waar ook de onderhavige zaak een voorbeeld van is.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Het hof stelt vast dat in de maanden februari en maart 2007 via de CIE de informatie is binnengekomen dat verdachte vanuit zijn woning cocaïne zou dealen. Voorts stelt het hof vast dat in april 2007 via de CIE de informatie is binnengekomen dat verdachte in het bezit zou zijn van meerdere vuurwapens en dat er een hoeveelheid cocaïne in zijn woning aanwezig zou zijn. Deze informatie is getoetst door [verbalisant], inspecteur van regiopolitie Brabant Noord, en is, gelet op de achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, door genoemde verbalisant als betrouwbaar aangemerkt.
Daargelaten dat het verweer, voor zover hier van belang, naar ’s hofs oordeel onvoldoende is onderbouwd, mist naar het oordeel van het hof hetgeen aan het verweer ten grondslag is gelegd - te weten dat de politie op basis van onbetrouwbare CIE-informatie stelselmatig inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte - gelet op het hiervoor is overwogen, feitelijke grondslag. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die hier tot een ander oordeel zou moeten leiden. Het hof merkt hierbij op dat hetgeen van de zijde van verdachte met betrekking tot CIE-informatie uit andere zaken dan de onderhavige is aangevoerd, aan het vorenstaande niet afdoet. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Door het hof vastgestelde feiten
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de navolgende feiten vast:
- Naar aanleiding van de hiervoor genoemde als betrouwbaar aangemerkte CIE-informatie is de woning van verdachte te ’s-Hertogenbosch op 8 mei 2007 doorzocht;
- Bij deze doorzoeking zijn in die woning aangetroffen en in beslag genomen: ongeveer 54 gram hasjiesj, 8 XTC pillen, een vuurwapen en 33 scherpe patronen;
- De genoemde hoeveelheid in beslag genomen hasjiesj is getest, hetgeen een positieve indicatie van hasjiesj als testresultaat opleverde;
- De genoemde hoeveelheid in beslag genomen XTC pillen is (deels) getest, welke test een positieve indicatie van MDMA, MDEA, en MDA opleverde;
- Het genoemde in beslag genomen vuurwapen betrof een pistool van het merk Star, model Constable, en is een vuurwapen in de zin van categorie III (artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1) van de Wet wapens en munitie;
- De genoemde in beslag genomen patronen betroffen 33 kogelpatronen (kaliber 9 x 17 mm) en zijn munitie in de zin van categorie III van de Wet Wapens en Munitie;
- Verdachte heeft verklaard dat de genoemde hoeveelheid hasjiesj, de genoemde hoeveelheid XTC pillen, het genoemde vuurwapen en de genoemde munitie zijn eigendom zijn en dat hij wist dat deze in zijn woning aanwezig waren.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op grond van de hiervoor genoemde vastgestelde feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Op de gronden als weergegeven onder “Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie” is, zo begrijpt het hof, van de zijde van verdachte subsidiair betoogd dat de doorzoeking op 8 mei 2007 in de woning van verdachte - nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld - niet rechtmatig is geweest en dat als gevolg daarvan uitsluiting dient te volgen van al hetgeen bij de doorzoeking als bewijs is aangetroffen, zodat verdachte van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de onder “Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie” besproken als betrouwbaar aangemerkte CIE-informatie was naar het oordeel van het hof sprake van een redelijk vermoeden van het aanwezig zijn van vuurwapens en/of cocaïne in de woning van verdachte, zodat die woning rechtmatig kon worden binnengetreden, teneinde ter inbeslagname doorzoeking te doen. Dat achteraf is gebleken dat de CIE-informatie niet geheel juist was,
doet niet af aan de omstandigheid dat op grond van de op het moment van de toetsing beschikbare gegevens de informatie als betrouwbaar werd aangemerkt.
Het hof merkt hierbij voorts op dat, anders dan van de zijde van verdachte is betoogd, niet kan worden volgehouden dat deze informatie achteraf bezien geheel onjuist was, nu in de woning van verdachte, zoals hiervoor is vastgesteld, onder meer een vuurwapen is aangetroffen en door de partner van verdachte kort voordat de politie de woning binnentrad naar eigen zeggen cocaïne door het toilet is gespoeld . Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 08 mei 2007 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 54 gram hasjiesj, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 08 mei 2007 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8 pillen bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 8 mei 2007 te 's-Hertogenbosch een vuurwapen van categorie III (artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1), te weten een pistool (merk Star, model Constable), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 8 mei 2007 te 's-Hertogenbosch voorhanden heeft gehad 33 kogelpatronen (kaliber 9 x
17 mm), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3 aanhef en onder C van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van die wet.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van die wet.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, aanhef en onder a van die wet.
Het onder 4 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, anders dan van de zijde van verdachte ter verdediging is bepleit, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 3 februari 2009 reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde straf, zowel wat strafsoort als strafmaat betreft, het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde oplevert:
1.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
2.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
4.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. J. Buhrs , voorzitter, mr. E.F.G.M. Gelderman en mr. M. van Zinnen,
in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier,
en op 2 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.