ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
zevende kamer, van 31 maart 2009,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AUTOBEDRIJF [X.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 31 januari 2007,
verder te noemen: huurster,
advocaat: mr. R.F.W. van Seumeren,
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
WONINGBOUWVERENIGING BETER WONEN PATRIMONIUM,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
hierna te noemen: Beter Wonen,
advocaat: mr. M. van Heeren,
op het hoger beroep van de onder rolnummer 04/2808 door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnissen van 19 mei 2005, 17 november 2005, 5 januari 2006 en 2 november 2006 tussen Beter Wonen als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en huurster als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
1. Het verloop geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft huurster één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen van 5 januari 2006 (deskundigenbenoeming) en 2 november 2006 (eindvonnis ten aanzien van de subsidiaire reconventionele vordering) en, kort gezegd, tot toewijzing van het bedrag van € 219.000,- te vermeerderen met btw en wettelijke rente vanaf 2 november 2006 en met veroordeling van Beter Wonen in de kosten.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Beter Wonen de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben hun zaak doen bepleiten door hun advocaat. Zij hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Voorafgaande aan de zitting zijn bij brief van de advocaat van huurster van 16 mei 2008 nog drie producties overgelegd. Aan het einde van de zitting hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. Na overleg met partijen is de uitspraak bepaald op een tijdstip gelegen ná het hierna te noemen arrest van de Hoge Raad.
3. De gronden van het hoger beroep
De grief luidt:
Ten onrechte heeft de kantonrechter de vergoeding op grond van artikel 7:297 lid 1 BW vastgesteld op een bedrag van
€ 125.000,- exclusief btw en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2006.
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. Bij inleidende dagvaarding van 15 maart 2004 heeft Beter Wonen gevorderd de huurovereenkomst met Beter Wonen te beëindigen. Huurster heeft deze vordering bestreden. Tevergeefs, de huurovereenkomst is door de kantonrechter beëindigd. De beslissing is in hoger beroep bekrachtigd. Het nadien ingestelde cassatieberoep heeft geen betrekking op deze beslissing. Het gehuurde is – gedwongen – ontruimd in de periode tussen 25 augustus en 6 september 2006.
4.1.2. In voorwaardelijke reconventie – aan de voorwaarde dat de huurovereenkomst wordt beëindigd, is voldaan – heeft huurster primair schadeloosstelling gevorderd op de voet van artikel 7:309 BW. De vordering is door de kantonrechter in (de overwegingen van) het vonnis van 17 november 2005 afgewezen. Dit hof heeft bij eindarrest van 27 februari 2007 deze beslissing bekrachtigd. Bij arrest van de Hoge Raad van 30 januari 2009, LJN BG4017, is dit eindarrest vernietigd en is het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Arnhem.
4.1.3. In reconventie heeft huurster subsidiair een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten gevorderd. Bij vonnis van 17 november 2005 heeft de kantonrechter een deskundigenbericht gelast. De deskundige begrootte de aanpassingskosten op € 26.500,- en de verhuiskosten op € 192.500,-, totaal derhalve € 219.000,- (alle bedragen exclusief btw). Bij vonnis van 2 november 2006 heeft de kantonrechter de betreffende bijdrage vastgesteld op € 125.000,- exclusief btw
4.1.4. Dit hoger beroep strekt ertoe dit laatstgenoemde bedrag – dat inmiddels door Beter Wonen is voldaan onder aftrek van de ontruimings- en/of opslagkosten - te verhogen tot € 219.000,- exclusief btw.
4.2. Alvorens verder te beslissen vraagt het hof aandacht voor het volgende. Voornoemd arrest van dit hof van 27 februari 2007 is een zogenaamd deelarrest nu daarin op de conventie is beslist, maar ten aanzien van de reconventionele vordering niet aan enig deel van het gevorderde een eind is gemaakt door een uitdrukkelijk dictum. Hier kan in het midden blijven of van het arrest van 27 februari 2007 wel cassatieberoep openstond nadat de middelen tegen de beslissing in conventie waren ingetrokken. Het eindvonnis van de kantonrechter ten aanzien van de reconventionele vorderingen dateert van 2 november 2006. In dat vonnis is het hiervoor genoemde bedrag van € 125.000,- exclusief btw toegewezen, maar is voorts al hetgeen anders of meer is gevorderd afgewezen. Nu dat niet eerder tot uitdrukking is gebracht in een dictum, moet het ervoor worden gehouden dat deze afwijzing mede omvat de afwijzing van de primaire reconventionele vordering. Tegen deze afwijzing is geen grief gericht. In dit licht doet de vraag zich voor of voortzetting van het geding bij het gerechtshof Arnhem nog wel zin heeft. Het hof verzoekt partijen zich dienaangaande uit te laten.
4.3. Alvorens verder te beslissen op deze subsidiaire reconventionele vordering wil het hof door partijen geïnformeerd worden over het eventuele verdere verloop van de procedure bij het gerechtshof Arnhem. In het bijzonder wil het hof weten of huurster het geding over de primaire reconventionele vordering daar zal gaan voortzetten en bij positieve beantwoording op welke termijn eindarrest kan worden verwacht.
4.4. Voorts acht het hof gewenst dat partijen zich uitlaten over de voortgang van dit geding over de subsidiaire reconventionele vordering. In het bijzonder wil het hof weten of zij met de voortgang van dit geding willen wachten totdat het gerechtshof Arnhem, en eventueel daarna wederom de Hoge Raad zal hebben beslist. In dit verband merkt het hof dat weliswaar denkbaar is dat het onderhavige geding wordt voortgezet en dat een – voorwaardelijk, namelijk voor het geval de primaire reconventionele vordering wordt afgewezen – eindarrest wordt gewezen, maar dat het dan wellicht gewenst is dat eindarrest in de tijd te laten samenvallen met het door het hof Arnhem te wijzen eindarrest, zodat eventuele cassatieprocedures tegelijkertijd door de Hoge Raad behandeld en beslist kunnen worden.
4.5. Voor het geval wordt verlangd dat het onderhavige geding direct wordt voortgezet diene het volgende. De feitelijke ontruiming heeft meer dan 2½ jaar geleden plaatsgevonden. Inmiddels zal bekend zijn of huurster vervangende bedrijfsruimte heeft gevonden en, bij positieve beantwoording, of die ruimte gebruikt wordt om de oorspronkelijke bedrijfsvoering voort te zetten dan wel als opslagruimte. De door huurster daadwerkelijk gemaakte kosten van herinrichting en verhuizing (het daadwerkelijk overbrengen van de onderdelenvoorraad, machines en inventaris, vanuit de door of vanwege Beter Wonen geregelde opslag ná de executie naar de nieuwe locatie) zullen eveneens bekend zijn. Huurster dient daaromtrent gespecificeerde opgave te doen, voorzien van een verklaring van een accountant.
4.5. Het hof merkt op dat partijen zich aan de hand van de te verstrekken feitelijke gegevens erover kunnen uitlaten wat onder verhuiskosten en wat onder herinrichtingskosten (zo die gemaakt zijn) moet worden verstaan.
In het bijzonder kunnen zij zich erover uitlaten of en in hoeverre de gemaakte executiekosten zijn aan te merken als verhuiskosten en in de beoordeling door het hof betrokken dienen te worden. Beter Wonen dient een gespecificeerde opgave te doen van de executiekosten zodat huurster die opgave bij haar standpunt kan betrekken.
Partijen kunnen zich tevens uitlaten over de vraag of en in hoeverre kosten gemaakt om delen van de voorraad, vanuit de opslag na de executie, aan derden te verkopen als verhuiskosten vallen aan te merken.
4.6. Het hof voegt hieraan toe dat de omvang van rechtsstrijd van het onderhavige geding beperkt is tot de verhuis- en herinrichtingskosten (tussen de € 125.000,- en € 219.000,-). Buiten die rechtsstrijd valt derhalve de vraag of en in hoeverre door huurster schade is geleden als gevolg de gedwongen ontruiming en of die schade voor vergoeding in aanmerking komen. Ook de door huurster te maken kosten voor het opnieuw leven in blazen van haar bedrijfsactiviteiten vallen buiten deze rechtsstrijd (zoals de deskundige ook heeft gedaan). Ook een vergoeding voor de investeringen, en het achterlaten van die investeringen in het gehuurde, door huurster gedaan in het gehuurde, valt buiten de rechtsstrijd.
4.7. De zaak zal naar de rol worden verwezen.
verwijst de zaak naar de rol van 28 april 2009 voor een memorie na tussenarrest aan de zijde van huurster met de hiervoor vermelde doeleinden en om Beter Wonen in de gelegenheid te stellen na het nemen van voormelde memorie door huurster bij antwoordakte te reageren en informatie te verstrekken;
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 maart 2009.