DvdH
26 februari 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.018.993/01
Zaaknummer eerste aanleg: 157631 / FA RK 07-1442
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Tussenbeschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. de Jong,
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.H. Ebbeng.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 13 augustus 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 12 november 2008, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen plaatsvindt zoals weergegeven in het petitum van het beroepschrift.
2.2. Bij verweerschrift tevens beroepschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 16 december 2008, heeft de vader verzocht het appel van de moeder ongegrond te verklaren met bekrachtiging van de bestreden beschikking met betrekking tot de omgang op iedere dinsdag. Bij wijze van incidenteel appel heeft de vader vernietiging van de bestreden beschikking verzocht voor zover deze betrekking heeft op de omgang gedurende de vakanties en feestdagen en de haal- en brengplicht van partijen en, opnieuw rechtdoende, zo nodig onder verbetering en aanvulling van gronden, een regeling vast te stellen zoals de vader heeft vermeld in zijn verweerschrift in de punten 21 tot en met 26.
2.3. Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 7 januari 2009, heeft de moeder verzocht het incidentele appel van de vader als zijnde ongegrond danwel ongemotiveerd af te wijzen dan wel de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek met vernietiging van de bestreden beschikking en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de moeder – zoals verzocht in haar beroepschrift – toe te wijzen en voorts te beslissen overeenkomstig de punten zoals aangevoerd in het verweerschrift in incidenteel appel in de punten 3 t/m 12.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G. de Jong;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.H. Ebbeng;
- de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de raad, vertegenwoordigd door mevrouw E. van den Dam.
2.5. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift in principaal appel.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift in principaal appel en de inhoud van het beroepschrift in incidenteel appel.
4. De beoordeling in principaal en incidenteel appel
4.1. Partijen zijn op 6 juni 1997 te Veldhoven met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [A.] (hierna te noemen: [A.]) te [geboorteplaats] op [geboortejaar];
- [B.] (hierna te noemen: [B.]) te [geboorteplaats] op [geboortejaar].
De echtscheiding is uitgesproken bij beschikking van de rechtbank
’s-Hertogenbosch van 9 oktober 2007. Het is het hof niet bekend wanneer de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van burgerlijke stand. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [A.] en [B.].
4.2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – nadat mediation niet tot het gewenste resultaat had geleid – een omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader gerechtigd is tot omgang [A.] en [B.]:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag 15.30 uur tot zondagavond 17.30 uur;
- elke dinsdagmiddag van 16.15 uur tot woensdagochtend, waarbij de vader de kinderen bij de moeder zal ophalen en op woensdagochtend naar school zal brengen;
- tijdens de zomervakantie in de even jaren de laatste drie weken van de zomervakantie en in de oneven jaren de eerste drie weken van de zomervakantie;
- gedurende de krokus- en herfstvakantie;
- op tweede kerstdag, tweede paasdag, nieuwjaarsdag en het weekend van Hemelvaart;
- op de verjaardag van de vader;
- op vaderdag.
Beide partijen kunnen zich met voormelde beschikking niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
4.3. In haar beroepschrift voert de moeder onder meer aan dat de rechtbank is afgeweken van de door partijen verzochte omgangsregeling. De moeder heeft in eerste aanleg een zogenaamde standaardomgangsregeling verzocht waarop de vader een meer uitgebreide regeling verzocht. Volgens de moeder is de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling praktisch niet goed uitvoerbaar met voor wat betreft de omgang op iedere dinsdag en derhalve niet in het belang van de kinderen, zodat de moeder wenst dat de omgangsregeling op andere wijze wordt vastgesteld.
4.4. In zijn verweerschrift tevens beroepschrift in incidenteel appel betwist de vader met klem dat de omgangsregeling zoals door de rechtbank vastgelegd niet praktisch uitvoerbaar is. De vader is van mening dat de kinderen tevreden zijn met de huidige omgangsregeling en dat zij geen wijziging wensen. Het probleem ligt volgens de vader in de gespannen verhouding tussen partijen die lijnrecht tegenover elkaar staan in alle zaken die met omgang te maken hebben. Over de opvoeding van de kinderen zijn partijen het wel eens. Er is geen overleg mogelijk met de moeder. Er is sprake van een moeizame communicatie en de kinderen hebben daar last van, aldus de vader.
4.5. De moeder heeft in haar verweer in incidenteel appel gereageerd op het incidenteel appel van de vader. Zij maakt geen bezwaar tegen het nader vastleggen van de tijden van de omgangsregeling, maar de moeder kan zich niet vinden in de voorstellen van de vader. Zij doet harerzijds gedetailleerde voorstellen over de tijdstippen waarop de omgang tijdens de vakanties naar haar idee moet aanvangen en eindigen. Ook heeft de moeder voorstellen gedaan voor de omgang (aanvang en einde) tijdens de feestdagen.
De moeder maakt voorts bezwaar tegen de haal en/of brengplicht zoals door de vader verzocht. Binnenkort zal de moeder beginnen met een baan in de zorg en door wisseldiensten kan zij geen gehoor geven aan het verzoek van de vader.
Tenslotte wenst de moeder dat wordt vastgelegd dat de kinderen moeten worden opgehaald van het huisadres van partijen of de school en dat kinderen worden teruggebracht naar het huisadres van partijen of de school.
4.6. Het hof overweegt als volgt.
4.7. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat partijen in ieder geval wel overeenstemming hebben bereikt over de volgende omgang:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag einde schooltijd tot zondagavond 17.30 uur verblijven de kinderen bij de vader;
- de kinderen verblijven tijdens de zomervakantie in de oneven jaren de eerste drie weken en in de even jaren de laatste drie weken bij de vader, met uitzondering van het jaar 2010; in dat jaar verblijven de kinderen de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader wegens de verjaardag van de moeder in de laatste drie weken van de zomervakantie;
- de kinderen verblijven op de verjaardag van de vader en op vaderdag bij de vader en op de verjaardag van de moeder en op moederdag bij de moeder.
4.8. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is verder gebleken dat partijen – ondanks dat zij op enkele punten overeenstemming hebben bereikt – niet in staat zijn gezamenlijk hun geschillen omtrent de omgangsregeling te beslechten. Partijen bepleiten beiden een soepele omgangsregeling, maar kunnen daar feitelijk geen gevolg aan geven. Het hof heeft de indruk dat partijen graag willen dat de rechter een strakke langjarige regeling vaststelt waarin wordt voorzien in alle denkbare eventualiteiten, zodat zij de andere partij daaraan kunnen houden. Het is aannemelijk dat door de houding van partijen de spanningen alleen maar zullen toenemen en dat daardoor de omgangsregeling onder grote druk komt te staan en dat dat niet in het belang van de kinderen is. Ter zitting in hoger beroep is voorts gebleken dat een pijnpunt is gelegen in het feit dat de vader zich aan de kant geschoven voelt als vader en dat de moeder zich bedreigd voelt door de houding van de vader. Met de raad is het hof van oordeel dat partijen in het belang van de kinderen aan hun ouderrelatie moeten gaan werken. Voorkomen dient te worden dat de omgangsregeling tot voortdurende – en voor de kinderen onaangename en ongewenste – confrontaties leidt. Het is thans – maar met name voor de toekomst – in het belang van de kinderen dat partijen op ouderniveau met elkaar kunnen communiceren. De kinderen zijn er het meest bij gebaat dat de ouders komen tot een heroriëntatie op het ouderschap. Het hof acht aannemelijk dat deze heroriëntatie door middel van ouderschaps¬onderzoek bewerkstelligd kan worden.
4.9. Teneinde de in de vorige rechtsoverweging gesignaleerde problemen te verminderen en misschien zelfs op te lossen, heeft het hof aan partijen gevraagd of zij bereid zijn om deel te nemen aan een dergelijk ouderschapsonderzoek. Partijen hebben zich bereid verklaard om aan een dergelijk onderzoek deel te nemen.
4.10. Het hof zal daartoe mevrouw M. Franck-Schaekens, psycholoog, eerstelijns psychologen praktijk te Breda aan de Pastoor van Spaandonkstraat 6 (4811 BS), benoemen als deskundige. Partijen hebben ter zitting verklaard het eens te zijn met de benoeming van mevrouw Franck-Schaekens. De deskundige – die zich bereid heeft verklaard het onderzoek te verrichten – wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase gesprekken met de ouders te voeren en zo mogelijk met toepassing van mediation¬technieken te bewerkstelligen dat partijen in het belang van hun kinderen opnieuw in staat zullen zijn tot constructief overleg met betrekking tot alle aspecten van de omgangsregeling.
4.11. Het hof verzoekt de deskundige te rapporteren en te adviseren omtrent de volgende vragen:
a. Hoe is de relatie van de ouders met elkaar, in de zin van: is er een patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan herkenbaar en is dit voor verbetering vatbaar? Hoe is verbetering te krijgen in de negatieve gevoelens die elk van de ouders jegens elkaar heeft?
b. In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor omgang met de kinderen?
c. Voor zover de ouders nog geen overeenstemming hebben bereikt over de omgang: op welke wijze dient de omgang tussen de kinderen en de vader al dan niet door de week, in de overige vakanties en tijdens de feestdagen te worden vastgesteld? Hoe gedetailleerd dient deze regeling te zijn?
d. Welke haal- en terugbrengregeling is – gegeven de geschilpunten die er tussen de ouders op het moment van afronding van het onderzoek nog bestaan – voor de kinderen en de ouders het meest passend?
e. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeks- vragen, maar die wel van belang zijn?
De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek en – bij gebreke van overeenstemming – de door het hof gestelde vragen te beantwoorden en het hof te adviseren omtrent de omgangsregeling.
4.12. Bij toepassing van de artikelen 195, 199 en 200 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) komen de kosten van een dergelijk onderzoek in dagvaardings¬procedures ten laste van partijen. In verzoekschriftprocedures bepaalt artikel 284 lid 1 Rv die bepalingen van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Indien het in het belang van de kinderen nodig is dat een ouderschapsonderzoek plaatsvindt, biedt deze bepaling het hof de ruimte een deskundige te benoemen zonder partijen hiervoor een voorschot te vragen en in debet te stellen. Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak aan dit criterium voldoet en zal derhalve bepalen dat de kosten, tot een maximum bedrag van
€ 4.000,-- inclusief verschotten en BTW, ten laste van het rijk zullen komen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de kosten laatstgenoemd bedrag niet te boven zullen gaan. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur exclusief BTW. Mochten de ouders en de deskundige het wenselijk achten dat de ouders deelnemen aan een ouderdag, dan wordt het maximum bedrag met € 500,-- verhoogd. Dit kan door de deskundige met de ouders besproken worden.
4.13. Tenslotte verstaat het hof dat de omgangsregeling zoals door de rechtbank in de bestreden beschikking is vastgelegd voorlopig gehandhaafd blijft, in ieder geval totdat partijen (eventueel) het hof berichten dat zij overeenstemming hebben bereikt over een andere omgangsregeling, hetzij – indien partijen geen (volledige) overeenstemming bereiken – totdat het hof zal hebben beslist.
op het principaal en het incidenteel appel
gelast een deskundigenonderzoek zoals in het lichaam van deze beschikking bedoeld;
benoemt tot deskundige mevrouw M. Franck-Schaekens, psycholoog, eerstelijns psychologen praktijk te Breda aan de Pastoor van Spaandonkstraat 6 (4811 BS);
bepaalt dat de kosten van de deskundige door de griffier zullen worden betaald en ten laste zullen komen van ’s rijks kas, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 4.12 bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden: mr. R.R. Everaars-Katerberg;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundige zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat het de deskundige vrij staat in het uit te brengen verslag al datgene op te merken wat naar haar inzicht dienstig kan zijn, óók indien dit niet rechtstreeks uit de opdracht voortvloeit;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
bepaalt dat de deskundige tijdig voor 22 juni 2009 het hof (postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch) schriftelijk zal rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek;
verzoekt de deskundige bij eventuele vertraging van het onderzoek de raadsheer-commissaris hierover tijdig te informeren onder vermelding van de oorzaak;
verzoekt de deskundige een afschrift van haar rapportage toe te zenden aan de advocaten van partijen alsmede aan de Raad voor de Kinderbescherming;
verstaat dat de omgangsregeling zoals door de rechtbank vastgelegd in de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 13 augustus 2008 gehandhaafd blijft totdat partijen (eventueel) tot onderlinge overeenstemming zijn gekomen en dit aan het hof schriftelijk kenbaar hebben gemaakt;
houdt in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing omtrent de omgangsregeling pro forma aan tot 22 juni 2009.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-van der Weijden, Everaars-Katerberg en Raab en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2009.