Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de verklaringen die de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] tegenover de politie hebben afgelegd, leidt het hof af dat zij kort voor het binnentreden van de politie in de woonwagen (twee) hennepplanten hadden geknipt en de afgeknipte delen van de hennepplanten in de keuken hadden gelegd en dat er nog drie (andere) hennepplanten buiten stonden. Voorts leidt het hof uit die verklaringen af dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], toen de politie de woonwagen betrad, in de keuken van de woonwagen bezig waren met het knippen van de toppen van de afgeknipte hennepplanten, dat de toppen die in de keuken lagen van één plant afkomstig waren en dat er reeds (andere) toppen te drogen waren gelegd.
Naar het oordeel van het hof staat buiten redelijke twijfel vast dat de henneptoppen met een gezamenlijk gewicht van 96 gram, die de politie in de keuken van de woonwagen heeft aangetroffen, afkomstig waren van de hennepplant, die de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] op dat moment aan het knippen waren. Het hof houdt het er voorts voor dat ook de henneptoppen met een gezamenlijk gewicht van 160 gram, die in de “natte ruimte” van de woonwagen werden aangetroffen, afkomstig waren van de vijfde, kort voor het binnentreden van de politie, geoogste hennepplant. Concrete aanwijzingen van het tegendeel ontbreken. Het hof houdt hierbij in het voordeel van de verdachte rekening met het gegeven dat het dossier ten aanzien van de aangetroffen losse henneptoppen op onderdelen inconsistent is. Zo worden de henneptoppen met een gewicht van 160 gram op pagina 12 van het dossier omschreven als
“te drogen gelegde” en als “gedroogde” henneptoppen, terwijl deze kwalificatie op pagina 19 van het dossier niet terugkeert. Daarentegen worden op pagina 18 van het dossier de henneptoppen met een gezamenlijk gewicht van 96 gram juist wel als “gedroogde” hennep-toppen omschreven, terwijl deze, zoals hiervoor is vastgesteld, kort tevoren waren geoogst en derhalve nog als “nat” of “levend” plantenmateriaal aangemerkt dienen te worden.
Ten slotte merkt het hof in dit verband op dat op pagina 12 van het dossier door de politie wordt gesteld dat de drie hennepplanten die achter de woonwagen werden aangetroffen een gezamenlijk “nat” gewicht van 6456 gram hadden, terwijl uit het proces-verbaal op pagina 18 van het dossier blijkt dat een grote witte plastic zak een hoeveelheid in stukken geknipte hennepplanten bevatte met een totaalgewicht van 5716 gram, terwijl een grijze vuilniszak nog een hoeveelheid in stukken geknipte hennepplanten bevatte met een totaalgewicht van 740 gram. Naar het oordeel van het hof moet het er op grond van de bovenste foto op pagina 15 van het dossier voor gehouden worden dat met laatstbedoelde hoeveelheid hennepmateriaal het knipafval bedoeld wordt dat wordt opgevangen in een vuilniszak die is bevestigd aan de onderzijde van het door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] gebruikte knipapparaat, zodat ook ten aanzien van deze hoeveelheid hennepmateriaal buiten redelijke twijfel aangenomen kan worden dat deze afkomstig is van de twee kort daarvoor gerooide hennepplanten.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel - in aanmerking nemende, zoals hiervoor overwogen, dat de door het openbaar ministerie opgestelde en openbaar gemaakte beleidsregels geen verdere details bevatten ten aanzien van bijvoorbeeld de omvang van de door het telen van niet meer dan vijf hennepplanten te verkrijgen hoeveelheid afgescheiden hennepproducten - dat een burger, die er op mag vertrouwen dat de overheid niet strafrechtelijk optreedt tegen het bezit van niet meer dan vijf hennepplanten, er in redelijkheid ook op mag vertrouwen dat niet strafrechtelijk wordt opgetreden tegen het bezit van het van diezelfde planten afgescheiden hennepproduct. Het hof neemt hierbij voorts in aanmerking dat niet valt in te zien, zou het overheidsbeleid op dit punt anders uitgelegd moeten worden, wat voor de burger de toegevoegde waarde zou zijn van het gedogen van het telen c.q. aanwezig hebben van niet meer dan vijf hennepplanten als niet die planten geoogst zouden mogen worden ten behoeve van het eigen gebruik van het afgescheiden hennepproduct. Hierbij verdient opmerking dat het hof ambtshalve bekend is dat de planten van het geslacht Cannabis nu eenmaal worden geteeld met het oog op de oogst van de toppen die deze planten op een gegeven moment plegen te vormen, welke toppen in de regel het hoogste gehalte aan werkzame stof (THC) bevatten. Voorts verdient opmerking dat reeds in de hiervoor bedoelde, uit het jaar 2000 daterende Aanwijzing is gesteld dat het in de rede ligt om voor de teelt van hennepplanten (toevoeging hof: bedoeld wordt hier de niet beroeps- of bedrijfsmatige teelt)
een toegespitste regeling te hanteren omdat levend plantenmateriaal al snel de gewichtsgrens van 5 gram zal overtreffen.