4.1. In hoger beroep kan van de navolgende grotendeels reeds door de kantonrechter vastgestelde feiten worden uitgegaan:
a. [X.], geboren op [geboortejaar], is in 2002 bij QPS in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, laatstelijk in de functie van E&I Designer;
b. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen d.d. 8 november 2002 staat onder artikel 1.2 vermeld: “Werknemer verbindt zich tevens om op verzoek van werkgever zijn werkzaamheden elders dan op kantoor van werkgever te verrichten en is derhalve bereid gedetacheerd te worden.”;
c. Bij brief d.d. 5 januari 2006 schreef QPS aan [X.] onder meer, dat laatstgenoemde in september 2005 voor het eerst is aangesproken over het feit dat hij zijn werkdag niet op tijd begint, dat hem begin oktober 2005 is verzocht zich aan de werktijden te houden, waarna QPS aan [X.] heeft aangeboden om uiterlijk 09:00 uur op kantoor aanwezig te zijn en dat [X.] in november 2005 wederom is aangesproken op te laat komen (na 09.00 uur);
d. Met ingang van 20 november 2006 is [X.] arbeidsongeschikt.
Bij brief van 21 december 2006 schrijft de arbo-arts aan QPS onder meer: “momenteel acht ik uw medewerker volledig arbeidsongeschikt. Uw medewerker is bekend met hartklachten. Hij wordt thans behandeld door de cardioloog in het ziekenhuis. Door deze klachten is hij thans energetisch beperkt. Uw medewerker geeft aan dat hij bovenop zijn klachten, in het werk overbelast is geraakt de afgelopen maanden. Het knelpunt betrof de lange reistijden en de werktijden.”
e. Middels een brief d.d. 30 november 2006 schreef QPS aan [X.] – samengevat – dat het haar de laatste tijd is opgevallen dat hij bij aanvang of tijdens een detachering ziek is of wordt, dat op haar kantoor te [vestigingsplaats A.] vaste werktijden gelden van 8:30 uur tot 17:00 uur en dat geconstateerd is dat [X.] regelmatig zijn werkdag tussen 9:15 uur en 10:00 uur begint en voorts dat [X.] vanaf 30 november 2006 uiterlijk om 8:30 uur dient te beginnen, bij gebreke waarvan QPS passende maatregelen moet treffen;
f. Naar aanleiding van een bezoek van [X.] aan het spreekuur van de bedrijfsarts op 15 januari 2007, schrijft laatstgenoemde onder meer aan QPS:
“De lichamelijke aandoening maakt uw medewerker per definitie ongeschikt een motorvoertuig te besturen. Daarnaast ervaart uw medewerker ook knelpunten t.a.v. de werktijden. (…) Ik adviseer u met uw medewerker te overleggen t.a.v. de werkgerelateerde knelpunten. (…) dat ik volledige werkhervatting verwacht vóór de twaalfde week van de arbeidsongeschiktheid.”
g. Bij brief d.d van 25 april 2007 schreef QPS aan [X.] onder meer, dat zij naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts [X.] van het project Nacap Odfjell zal verwijderen en werkzaamheden op het kantoor te [vestigingsplaats A.] aan zal bieden, waarbij de aanvangstijd 8:30 uur is;
h. Middels een brief d.d. 7 mei 2007 schreef QPS aan [X.] – voor zover thans van belang – dat zij heeft geconstateerd dat [X.] op 3 mei 2007 om 9:15 uur is begonnen en om 15:00 uur naar huis is gegaan en dat [X.] op 7 mei 2007 zijn werkdag om 9:15 uur is begonnen. QPS verzoekt [X.] in deze brief nogmaals dringend de kantoortijden van 8:30 uur tot 17:00 uur te hanteren;
i. Bij brief d.d. 26 juni 2007 schreef QPS aan [X.] – samengevat – dat laatstgenoemde nog steeds regelmatig te laat komt, hetgeen is voorgevallen in week 19, week 22, week 25 en week 26. In deze brief verzoek QPS [X.] nogmaals dringend de kantoortijden (8:30 uur tot 17:30 uur) te hanteren;
j. Bij brief d.d. 24 juli 2007 schreef QPS aan [X.] onder meer, dat zij heeft geconstateerd dat [X.] op 11 juli 2007 en 24 juli 2007 te laat, zonder kennisgeving of opgave van redenen, op de werkplek is verschenen en dat dit de laatste waarschuwing betreft en dat QPS zich genoodzaakt ziet om bij de eerst volgende overtreding harde maatregelen te treffen;
k. Bij brief van 5 augustus 2007 schrijft [X.] aan QPS: “U refereert naar een brief van 26 juni 2007, waarin u stelt dat er voor de 4e maal gewezen is op de kantoortijden in [vestigingsplaats A.] (8.30 – 17.00 uur) die niet gehanteerd zouden worden.
(…)
De datum 11 juli 2007 wordt genoemd als zijnde “te laat” aanwezig. Hierover het volgende: Op 9 of 10 juli 2007 heb ik met u gesproken en gemeld dat ik een ontsteking op mijn buik had en daardoor (bij het open gaan van deze ontsteking in de ochtenduren) misschien in die week wel eens later op mijn werk zou kunnen verschijnen.
(…)
Het afgelopen jaar heb ik veel aan gezondheid moeten inleveren door de zeer lange werk-en reistijden die ik voor het bedrijf heb moeten maken.
(…)
Dat de tijd hierna niet als plezierig voor de onderneming is ervaren heb ik, door een burnout, niet in de hand gehad. Wel heb ik er alles aan gedaan om weer “snel” terug te keren, zo ben ik na mijn ziekte periode weer direct voor 100% gaan werken. Dit tot verbijstering van de ARBO-arts, die mij na een bezoek, 2 weken later nadat ik weer aan het werk was, nog voor 100% arbeidsongeschikt had staan.
(…)