ECLI:NL:GHSHE:2008:BG6527

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
wraking 80 / 34 - 2008
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de strafkamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2008 een verzoek tot wraking van de strafkamer afgewezen. Het verzoek was ingediend door de raadsman van de verdachte, mr. J.B. Boone, en betrof een herhaald verzoek tot wraking van dezelfde strafkamer op basis van dezelfde feiten en omstandigheden. Dit was het vierde wrakingsverzoek in deze strafzaak, waarbij de verdediging stelde dat er sprake was van partijdigheid van de rechtbank. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet in behandeling werd genomen op grond van artikel 513 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, omdat het verzoek niet nieuw was en geen nieuwe feiten of omstandigheden aanvoerde die een andere beslissing rechtvaardigden.

De wrakingskamer overwoog dat de eerdere beslissingen van de strafkamer wel degelijk gemotiveerd waren en dat er geen schijn van vooringenomenheid was. De verdediging had aangevoerd dat de strafkamer niet adequaat had gereageerd op de gestelde partijdigheid, maar de wrakingskamer concludeerde dat dit betoog feitelijke grondslag miste. De beslissing van de wrakingskamer werd in het openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Registratienummer: wraking 80 / 34 - 2008
Datum uitspraak: 11 december 2008
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch
Beslissing
op het schriftelijk verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak met parketnummer 20-001302-07 van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres],
te dezen bijgestaan door mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede,
hierna te noemen: “verzoeker”.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorzitter], mr. [lid 1] en mr. [lid 2], respectievelijk voorzitter en leden van de achtste strafkamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, hierna gezamenlijk ook aan te duiden met “de strafkamer”.
Het procesverloop
Bij schriftelijk wrakingsverzoek, gedateerd 2 december 2008, heeft de raadsman van verzoeker (mr. Boone voornoemd) de wraking verzocht van de strafkamer.
De voorzitter van de strafkamer heeft, mede namens de leden, schriftelijk aan de wrakingskamer bericht niet te berusten in het wrakingsverzoek. Tevens heeft de voorzitter van de strafkamer, mede namens de leden, schriftelijk aan de wrakingskamer te kennen gegeven geen gebruik te maken van de gelegenheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord.
De overwegingen van de wrakingskamer
1.Het wrakingsverzoek dat thans door mr. Boone namens verzoeker is ingediend, is zijn vierde wrakingsverzoek in de onderhavige strafzaak. Drie van de vier wrakingsverzoeken (waaronder het thans voorliggende verzoek) hebben betrekking op de afwijzende beslissing(en) van de strafkamer op herhaalde verzoeken van mr. Boone om de onderhavige strafzaak tegen zijn cliënt op de voet van 423 lid 2 Sv terug te wijzen naar de rechtbank omdat, kort samengevat, tijdens de behandeling van de onderhavige strafzaak in hoger beroep is gebleken dat zich bij de stukken een ordner bevindt waarin verslagen zijn opgenomen van afgeluisterde telefoongesprekken van verzoeker en zijn medeverdachten met geheimhouders, terwijl bij de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg geen melding is gemaakt van de aanwezigheid van de ordner.
2.Aan het thans voorliggende wrakingsverzoek legt verzoeker ten grondslag dat in de beslissing van de wrakingskamer op zijn laatste wrakingsverzoek dat hij tezamen met negen medeverdachten had ingediend (beslissing van de wrakingskamer d.d. 28 november 2008) geheel voorbij is gegaan aan de grondslag van dat wrakingsverzoek, namelijk dat de strafkamer van het hof niet gemotiveerd is ingegaan op de door de verdediging gestelde partijdigheid van de rechtbank en dat de strafkamer van het hof aldus zelf de schijn van vooringenomenheid op zich heeft geladen.
3.De wrakingskamer overweegt hieromtrent allereerst dat het betoog van verzoeker feitelijke grondslag mist. In de beslissing d.d. 28 november 2008 op het vorige wrakingsverzoek zijn op pagina vier integraal de overwegingen en beslissingen van de strafkamer van het hof met betrekking tot het verzoek tot terugwijzing overgenomen. In die overwegingen en beslissingen gaat de strafkamer van het hof wel degelijk gemotiveerd in op de door de verdediging gestelde partijdigheid van de rechtbank. De wrakingskamer heeft in de uitspraak van 28 november 2008 omtrent deze overwegingen en beslissingen van de strafkamer van het hof geoordeeld dat daarin in redelijkheid geen schijn van vooringenomenheid jegens (onder meer) verzoeker kan worden gelezen.
4.De wrakingskamer overweegt voorts dat het thans voorliggende wrakingsverzoek niet berust op nova en materieel neerkomt op een bezwaarschrift tegen de uitspraak van de wrakingskamer d.d. 28 november 2008. Ingevolge artikel 515 lid 5 Sv staat tegen een beslissing op een wrakingsverzoek echter geen rechtsmiddel open.
5.De wrakingskamer ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding om ten aanzien van dit nieuwe wrakingsverzoek toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 513 lid 4 Sv: het verzoek wordt niet in behandeling genomen omdat het gaat om een herhaald verzoek tot wraking van dezelfde strafkamer van het hof op grond van dezelfde feiten en omstandigheden.
B E S L I S S I N G
Het hof:
bepaalt dat het verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen op grond van het bepaalde in artikel 513 lid 4 Sv;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en mr. Boone, aan het openbaar ministerie en aan mrs. [voorzitter], [lid 1] en [lid 2].
Aldus gedaan door mr. N.J.M. van Etten, voorzitter, mr. J.M. Brandenburg en mr. W.H.B. den Hartog Jager, leden, in tegenwoordigheid van J.M.A.W. Koningstein als griffier.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2008 en door de voorzitter en de griffier ondertekend.