ECLI:NL:GHSHE:2008:BG3612

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004220-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsuitsluiting en ontvankelijkheid openbaar ministerie in strafzaak met betrekking tot drugs en wapens

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 5 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj en hennep, het verwerven van een motor die vermoedelijk van misdrijf afkomstig was, en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige tegenstrijdigheden waren in de verklaringen van de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord, wat leidde tot bewijsuitsluiting van hun verklaringen en processen-verbaal. Dit werd gedaan op basis van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat bewijs dat is verkregen in strijd met de wet niet kan worden gebruikt. Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van verzuim, dit niet leidde tot een ernstige schending van de beginselen van een goede procesorde. Hierdoor werd het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie verworpen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten, en sprak hem vrij van de beschuldigingen. De beslissing om het openbaar ministerie ontvankelijk te verklaren in de vervolging werd ook bevestigd, ondanks de geconstateerde tekortkomingen in het bewijs.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004220-07
Uitspraak : 5 november 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 6 november 2007 in de strafzaak met parketnummer 04-660035-04 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij het openbaar ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk is verklaard.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 500,--, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft bepleit dat het hof het openbaar ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk zal verklaren.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2004 te Veulen, in elk geval in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6.305 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hasjiesj en/of ongeveer 59.478 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2004 te Veulen, in elk geval in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, een motor (merk Honda, type SC 36) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motor wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 21 januari 2004 te Veulen, in elk geval in de gemeente Venray, voorhanden heeft gehad een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel en/of een ploertendoder.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
4.
hij op of omstreeks 21 januari 2004 te Veulen, in elk geval in de gemeente Venray, voorhanden heeft gehad munitie van categorie III, te weten 9, in elk geval een aantal, patronen.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Van de zijde van verdachte is het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie – evenals in eerste aanleg – in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, omdat er een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde heeft plaatsgevonden, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak, zo althans wordt het door de raadsman gevoerde verweer verstaan.
Van de zijde van de verdachte is – zakelijk weergegeven – aangevoerd, dat de inhoud van de processen-verbaal op ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord en hun verklaringen onder ede afgelegd bij de rechter-commissaris en ter zitting in eerste aanleg, op essentiële punten afwijken van de verklaringen onder ede bij de rechter-commissaris en ter zitting in eerste aanleg afgelegd door de eveneens bij het binnentreden en tijdens het doorzoeken aanwezige opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee. Volgens de raadsman zijn de verklaringen van de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord niet naar waarheid afgelegd. Het betreft verklaringen die van essentieel belang zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het binnentreden, voor de beoordeling of er al dan niet sprake is geweest van ongeoorloofde doorzoeking na het binnentreden en voor de beoordeling van de vraag wie er aanwezig zijn geweest bij het binnentreden en wanneer en op welke wijze de instemmingsverklaring van de bewoonster tot stand is gekomen.
Van de zijde van de advocaat-generaal is aangevoerd dat niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te ver gaat. Weliswaar bevatten de verklaringen van de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord onverklaarbare tegenstrijdigheden, maar er is vermoedelijk sprake van vergissingen en niet van verklaringen in strijd met de waarheid.
Het hof overweegt dat de van de zijde van de verdachte aangevoerde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn geworden, althans dat de hiervoor bedoelde verklaringen van de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord onverklaarbare tegenstrijdigheden bevatten met de genoemde verklaringen van de marechaussees. Er is in zo verre sprake van een onherstelbaar verzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Echter, met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er mede vanwege het tijdsverloop vermoedelijk sprake is van vergissingen in de gewraakte verklaringen en niet van verklaringen die desbewust in strijd met de waarheid zijn afgelegd door die opsporingsambtenaren.
Derhalve levert dit verzuim niet een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde op, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak, zodat het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te worden verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Gelet op het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor voor verdachte wordt veroorzaakt, vindt het hof aanleiding om bewijsuitsluiting toe te passen met betrekking tot alle door de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord afgelegde verklaringen en opgemaakte processen-verbaal.
Overwegingen omtrent het bewijs
Van de zijde van de advocaat-generaal is aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard dat verdachte een hoeveelheid hennep, groter dan 30 gram, in zijn bezit heeft gehad. Voorts is aangevoerd dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen, gelet op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wist dat de motorfiets van diefstal afkomstig was. Ten aanzien van de feiten die onder 3 en 4 ten laste zijn gelegd, heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat eveneens vrijspraak dient te volgen, aangezien na uitsluiting van de door de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord afgelegde verklaringen en opgemaakte processen-verbaal ten aanzien waarvan twijfel over het waarheidsgehalte bestaat, sprake is van het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Van de zijde van de verdediging zijn geen verweren gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Naar het oordeel van het hof dient, anders dan door de advocaat-generaal is aangevoerd, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak te volgen. Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Als gevolg van de geschonden beginselen van een goede procesorde zal het hof alle door de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord afgelegde verklaringen en opgemaakte processen-verbaal uitsluiten van het bewijs. Het hof heeft evenwel geen reden te twijfelen aan het authenticiteits- en waarheidsgehalte van de door de opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], afgelegde verklaringen bij de rechter-commissaris , alsmede de processen-verbaal afkomstig van het Bureau Technische Ondersteuning. Het hof stelt vast dat op grond van deze stukken bewijsbaar is dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een hoeveelheid op henneptoppen gelijkende voorwerpen hebben aangetroffen in enkele tegen de voorgevel staande dozen, zoals weergegeven op foto’s 11 en 12 van het proces-verbaal van het Bureau Technische Ondersteuning . Evenwel, de link tussen die waarneming van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de constatering van het Bureau Technische Ondersteuning dat een aantal met G.L.-codes gecodeerde voorwerpen inderdaad hennep betreffen, is hooguit mogelijk met gebruikmaking van de voor het bewijs uitgesloten processen-verbaal van de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord. Bij gebreke van bruikbaar bewijs ter zake leidt dat tot onderstaande beslissing.
Ten aanzien van de feiten zoals onder 2, 3 en 4 ten laste zijn gelegd, komt het hof, evenals de advocaat-generaal en op de door de hem aangevoerde gronden, tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Vrijspraak
Het hof is op de gronden voornoemd van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Beslag
De onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven hennep is een middel als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet. Op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet zullen deze voorwerpen daarom aan het verkeer worden onttrokken.
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het ten laste gelegde feit zijn voorts een boksbeugel, een ploertendoder en 9, in elk geval een aantal, patronen munitie in beslag genomen. Niettegenstaande de hierna te geven vrijspraak ter zake van dat feit, stelt het hof vast dat een strafbaar feit is begaan, namelijk overtreding van de artikelen 13 en 26 van de Wet Wapens en Munitie. Het hof zal daarom deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren.
Alle overige onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen aan verdachte te worden teruggegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 13 en 26 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mr. F.L. Muskens en mr. M.A.M. Wagemakers,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 5 november 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.