ECLI:NL:GHSHE:2008:BG2076

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K08/0183
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • F. van Beuge
  • F.L. Muskens
  • P.R. Feith
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv. inzake knevelarij door belastingambtenaren

Op 30 september 2008 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarin klagers, vertegenwoordigd door [klager 1], een klacht indienen op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen de beslissing van de officier van justitie te Breda om niet over te gaan tot vervolging van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], belastingambtenaren, wegens knevelarij. De klacht is ingediend na eerdere aangiften van klagers, die op 15 februari 2007 knevelarij hadden aangekaart, maar waarbij de officier van justitie op 28 februari 2007 had besloten niet te vervolgen. Dit besluit werd eerder door het hof afgewezen in een andere klacht met klachtnummer K07/0213.

Klagers voerden aan dat de rol van beklaagde in het feitencomplex minder omvangrijk was dan die van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Het hof oordeelde echter dat het feitencomplex waartegen het huidige beklag zich richt, niet wezenlijk verschilt van het eerdere feitencomplex. Er waren geen nieuwe omstandigheden die een andere beoordeling rechtvaardigden, zoals vereist in artikel 12d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof concludeert dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun beklag, omdat het gaat om een herhaling van een eerder behandeld feit zonder nieuwe feiten of omstandigheden. De beslissing van het hof is dat het beklag wordt afgewezen, en klagers worden niet-ontvankelijk verklaard. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met uitzondering van mr. P.R. Feith, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

K08/0183
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 30 september 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager 1],
[klager 2],
[klager 3],
[klager 4]
en
[klager 5],
allen wonende c.q. gevestigd te Oirschot,
hierna te noemen: klagers,
over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:
[beklaagde],
hierna te noemen: beklaagde,
wegens knevelarij.
De feitelijke gang van zaken.
Op 15 februari 2007 heeft [klager 1] namens klagers aangifte gedaan van knevelarij, beweerdelijk jegens hen gepleegd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2], respectievelijk ontvanger en inspecteur van de belastingdienst.
Op 28 februari 2007 is door de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie E.D. Harderwijk aan klagers bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd.
Bij beschikking van 8 januari 2008 heeft het hof het tegen bovengenoemde sepotbeslissing gerichte beklag – met klachtnummer K07/0213 – van klagers afgewezen.
Vervolgens heeft [klager 1] namens klagers op 25 maart 2008 aangifte gedaan van knevelarij, beweerdelijk jegens hen gepleegd door beklaagde.
Op 1 april 2008 is door de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie aan klagers bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd.
Hierop heeft [klager 1] namens klagers bij schrijven van 2 mei 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 6 mei 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 3 juni 2008 het hof geraden klagers kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren c.q. het beklag als kennelijk ongegrond af te wijzen.
De beoordeling.
Namens klagers is eerder aangifte gedaan tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], twee collega’s van beklaagde. Blijkens het dossier zouden deze twee personen hebben besloten (middels onder meer het uitvaardigen van dwangbevelen en het leggen van beslagen) maatregelen te treffen tegen klagers teneinde hen te dwingen een door [betrokkene 2] opgestelde schadeberekening te accepteren.
De aangifte van klagers tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is geseponeerd. Het beklag – met klachtnummer K07/0213 – van klagers tegen dat sepot is door het hof afgewezen, onder de overweging dat op geen enkele wijze is gebleken van enig strafbaar handelen in het optreden van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als ambtenaar van de belastingdienst.
Namens klagers heeft [klager 1] vervolgens aangifte gedaan tegen beklaagde. Beklaagde was blijkens het klaagschrift ten aanzien van de tegen klagers getroffen maatregelen (waartoe door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] was besloten) belast met de uitvoering van die maatregelen in de vorm van het uitvaardigen van dwangbevelen. Ook die aangifte is geseponeerd. Het huidige klaagschrift richt zich tegen dat sepot.
Het hof is van oordeel dat het feitencomplex waartegen het beklag van klagers zich thans richt niet wezenlijk verschilt van het feitencomplex waarop het klaagschrift met klachtnummer K07/0213 betrekking had, zij het dat de rol van beklaagde binnen dat feitencomplex zelfs beduidend minder van omvang geacht moet worden dan de rol van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Naar het oordeel van het hof is sprake van eenzelfde feit als waarvan namens klagers reeds eerder beklag is gedaan en waarover het hof zich reeds eerder een oordeel heeft gevormd. Voorts is geen sprake van nieuwe omstandigheden als bedoeld in artikel 12d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het vorenstaande dienen klagers in hun beklag niet-ontvankelijk te worden verklaard en kan overeenkomstig het bepaalde bij artikel 12d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering worden afgezien van het horen van klagers in raadkamer.
De beslissing.
Het hof verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun beklag en wijst op die grond het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. F. van Beuge, als voorzitter,
mr. F.L. Muskens en mr. P.R. Feith, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier.
op 30 september 2008.
Mr. Feith is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.