ECLI:NL:GHSHE:2008:BD9099

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K07/0035
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv over niet vervolgen van beklaagden na schadebemiddeling

In deze zaak heeft klaagster, de moeder van een minderjarige zoon, een klacht ingediend ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch om niet over te gaan tot vervolging van de beklaagden wegens diefstal van een fiets. De aangifte van diefstal werd gedaan op 1 juni 2006, waarna de officier van justitie op 21 december 2006 besloot om de zaak niet te vervolgen, omdat aan de verdachte een taakstraf was aangeboden en deze had geaccepteerd. Klaagster, die belang had bij vervolging om schadevergoeding te verkrijgen, diende op 9 januari 2007 een klaagschrift in bij het hof.

Het hof heeft de zaak in verschillende zittingen behandeld, waarbij de advocaat-generaal adviseerde het beklag af te wijzen. Uiteindelijk is op 30 oktober 2007 besloten om een schadebemiddelingstraject te starten. Dit traject leidde tot een vaststelling van het schadebedrag van EUR 511,12, dat aan klaagster is vergoed. Aangezien het beklag van klaagster enkel gericht was op schadevergoeding en deze inmiddels was verkregen, heeft het hof geoordeeld dat klaagster geen belang meer had bij vervolging van de beklaagden. Het hof verklaarde klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag en wees het af.

De beslissing van het hof werd op 13 mei 2008 genomen, waarbij mr. F. van Beuge als voorzitter, mr. K. van der Meijde en mr. M.A.M. Wagemakers als raadsheren optraden. Mr. R.J. Gras fungeerde als griffier. De zaak illustreert de toepassing van artikel 12 Sv in situaties waar schadebemiddeling tot een oplossing leidt, waardoor vervolging niet langer noodzakelijk is.

Uitspraak

K07/0035
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 13 mei 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] ,
wonende te Rosmalen,
hierna te noemen: klaagster,
te dezer zake optredende als wettelijk vertegenwoordiger (moeder) van [[zoon]] ,
over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van:
[[beklaagde 1]] ,
wonende te Vught
en
[[beklaagde 2]] ,
wonende te ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: beklaagden,
wegens diefstal en/of heling.
De feitelijke gang van zaken.
Op 1 juni 2006 heeft [[zoon]] aangifte gedaan van diefstal van zijn fiets.
Op 21 december 2006 is door [[parketmedewerker]] , namens de officier van justitie, aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat aan de verdachte een taakstraf is aangeboden en de verdachte deze heeft geaccepteerd.
Hierop heeft klaagster bij schrijven van 29 december 2006 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 9 januari 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 5 maart 2007 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 15 mei 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klaagster.
Bij tussenbeschikking van 12 juni 2007 heeft het hof besloten de zaak aan te houden teneinde beklaagden te horen.
Op 21 augustus 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van [betrokkene] . Beklaagde [[beklaagde 2]] , ofschoon behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen. Namens beklaagde [[beklaagde 1]] is om aanhouding van de behandeling verzocht.
Bij tussenbeschikking van 18 september 2007 heeft het hof besloten het beklag af te wijzen voor zover het betrekking heeft op [betrokkene] en de zaak aan te houden voor zover het betrekking heeft op de beklaagden [[beklaagde 2]] en [[beklaagde 1]] , teneinde de beklaagden [[beklaagde 2]] en [[beklaagde 1]] en hun ouders in raadkamer van het hof te horen.
Op 30 oktober 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van beklaagde [[beklaagde 2]] en zijn ouders. Beklaagde [[beklaagde 1]] en zijn ouders zijn, met kennisgeving daarvan, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft het hof geadviseerd de behandeling van de zaak aan te houden teneinde een schadebemiddelingstraject te doen verzorgen.
Op 30 oktober 2007 heeft het hof besloten de behandeling van de zaak aan te houden met het verzoek aan de advocaat-generaal om de politie opdracht te geven een schadebemiddelingstraject te starten.
De advocaat-generaal heeft in het nader schriftelijk verslag van 29 februari 2008 het hof medegedeeld dat de schadebemiddeling is geslaagd. Op 15 april 2008 heeft de advocaat-generaal het hof geraden klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
De beoordeling.
Klaagster stelt dat beklaagden zich jegens haar minderjarige zoon [[zoon]] schuldig hebben gemaakt aan diefstal van een fiets. Klaagster merkt in haar klaagschrift op dat het haar niet gaat om de strafmaat, maar wel om haar eis tot schadeloosstelling – de fiets zou ongeveer EUR 800,- waard zijn. Zij heeft dit in raadkamer van het hof herhaald en daaraan toegevoegd dat de fiets verzekerd was, maar dat de verzekering niet uitkeert omdat zij niet meer in het bezit is van de twee bij de fiets behorende sleutels.
Beklaagde [[beklaagde 2]] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de fietssleutel van de fiets heeft gehaald en deze sleutel aan [[beklaagde 1]] heeft gegeven. [[beklaagde 2]] verklaart verder dat [[beklaagde 1]] later met die fiets kwam aanrijden en dat hij toen wist dat [[beklaagde 1]] de fiets gestolen had. Beklaagde [[beklaagde 1]] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de fietssleutel van [[beklaagde 2]] had gekregen. Hij verklaart dat hij de fiets van het slot heeft gehaald en die bij [[beklaagde 2]] en [betrokkene] heeft achtergelaten. Aan [[beklaagde 2]] en [[beklaagde 1]] zijn ter voorkoming van strafvervolging werkstraffen van 20 uren aangeboden, welke zijn geaccepteerd.
Blijkens het nader schriftelijk verslag van de advocaat-generaal van 29 februari 2008 is een schadebemiddelingstraject gestart, waarbij het schadebedrag van klaagster op EUR 511,12 is vastgesteld. De schadebemiddeling is geslaagd: het vastgestelde schadebedrag is vergoed en doorbetaald aan klaagster.
Nu het beklag van klaagster slechts was gericht op het verkrijgen van schadevergoeding en de schadebemiddeling heeft geleid tot vaststelling en betaling van het schadebedrag, heeft klaagster geen belang meer bij vervolging van de beklaagden, waardoor zij niet langer ontvankelijk is in haar beklag. Het beklag zal op die grond worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag en wijst op die grond het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. F. van Beuge, als voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. M.A.M. Wagemakers, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier.
op 13 mei 2008.
Mr. Wagemakers is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.