ECLI:NL:GHSHE:2008:BD6406

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AV 000395-08
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 Sv na onterecht ondergane voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 mei 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1938, heeft een verzoek ingediend voor een immateriële schadevergoeding van EUR 750,-- per dag voor de 205 dagen die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hij heeft aangevoerd dat de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis zijn ondergaan op verdenking van een ernstig feit en dat de strafvervolging ten onrechte is ingesteld door het Openbaar Ministerie. De verzoeker heeft ook gesteld dat hij als gevolg van de verdenking het contact met zijn kinderen en kleinkinderen heeft moeten missen.

Het hof heeft het verzoek op 15 mei 2008 in het openbaar behandeld en kennisgenomen van de conclusie van de advocaat-generaal, die een gedeeltelijke toewijzing van het verzoek heeft voorgesteld. De advocaat-generaal stelde voor om een schadevergoeding van EUR 15.860 toe te kennen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker preventief gedetineerd is geweest van 8 augustus 2006 tot en met 26 februari 2007, waarvan 68 dagen op een politiebureau en 137 dagen in een huis van bewaring. De strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

Het hof heeft overwogen dat de omstandigheden die door de verzoeker zijn aangevoerd, betrekking hebben op de verdenking en strafvervolging, en niet op de ondergane voorlopige hechtenis. Het hof heeft geen reden gezien om af te wijken van de gebruikelijke schadevergoeding van EUR 95,00 per dag voor detentie op een politiebureau en EUR 70,-- per dag voor detentie in een huis van bewaring. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een schadevergoeding van EUR 16.050,-- toe te kennen aan de verzoeker, en het meer of anders verzochte af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
raadkamer
BESCHIKKING OP VERZOEK SCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 89 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING.
Beschikking op het op 10 maart 2008 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]), op [geboortedatum] 1938,
wonende te [woonplaats], [adres],
doch te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. W. Anker, advocaat te Breda, Van Coothplein 18, 4811 NE te Breda.
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade, die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van onterecht ondergane verzekering en voorlopige hechtenis met een totaal beloop van EUR 152.250,--.
Onderzoek van de zaak
Het verzoek is door de raadkamer van dit hof op 15 mei 2008 in het openbaar behandeld.
Het hof heeft kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verzoeker naar voren is gebracht.
De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek in die zin, dat aan verzoeker een vergoeding van EUR 15.860 wordt toegekend.
Beoordeling
Het verzoek is tijdig ingediend.
Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, volgt dat de verzoeker preventief gedetineerd is geweest van 8 augustus 2006 tot en met 26 februari 2007, derhalve in totaal 205 dagen, waarvan 68 dagen zijn doorgebracht op een politiebureau dan wel in beperkingen en 137 dagen in het huis van bewaring.
Voorts blijkt daaruit dat de desbetreffende strafzaak, welke het laatst voor dit hof werd vervolgd, is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Toekenning van schadevergoeding heeft plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek houdt in dat aan verzoeker een immateriële schadevergoeding zal worden toegekend ter hoogte van EUR 750,-- per dag die verzoeker heeft doorgebracht in voorarrest. Daartoe is door en namens verzoeker – zakelijk weergegeven – aangevoerd:
- dat de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis zijn ondergaan op verdenking van een bijzonder ernstig en infamerend feit;
- dat de strafvervolging ten onrechte is ingesteld als gevolg van een lichtvaardige besluitvorming van het Openbaar Ministerie;
- dat verzoeker vreest zich niet te kunnen bevrijden van de smetten die als gevolg van de verdenking en de vervolging aan hem kleven;
- dat verzoeker als gevolg van de verdenking en de strafvervolging het contact met zijn kinderen en kleinkinderen moet missen.
Het hof overweegt als volgt.
De evenweergegeven omstandigheden, die door de verzoeker ten grondslag zijn gelegd aan zijn stelling dat in het onderhavige geval een fors hogere vergoeding behoort te worden toegekend dan gebruikelijk, hebben alle betrekking op de tegen verzoeker gerezen verdenking en/of de strafvervolging. Niet aannemelijk acht het hof dat de gestelde schade het gevolg is van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Ook overigens ziet het hof geen reden af te wijken van de gebruikelijke vergoeding van EUR 95,00 per dag detentie op een politiebureau of in beperkingen en EUR 70,-- per dag detentie in een huis van bewaring.
Het hof komt tot de volgende vergoeding:
68 dagen politiebureau/beperkingen x EUR 95,-- per dag = EUR 6.460,--
137 dagen huis van bewaring x EUR 70,-- per dag = EUR 9.590,--
Totaal = EUR 16.050,--
Omtrent de kosten die gemoeid zijn met het indienen en de behandeling van dit verzoekschrift zal door het hof separaat worden beslist.
BESLISSING:
Het hof:
Wijst het verzoek gedeeltelijk toe.
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van EUR 16.050,--.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door mr. E.F.G.M. Gelderman, voorzitter, mr. H.D. Bergkotte en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van M.F.S. ter Heide, als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2008.