ECLI:NL:GHSHE:2008:BD0972

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004246-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding ex artikel 591a Sv voor reiskosten en rechtsbijstand na vrijspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 maart 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een gewezen verdachte, die eerder was vrijgesproken van het opzettelijk telen van hennep. Het verzoek, ingediend op 23 januari 2008, betreft een schadevergoeding voor gemaakte reiskosten en kosten van rechtsbijstand. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M. van Tessel, heeft een totaalbedrag van EUR 2.459,96 gevorderd, bestaande uit reiskosten (EUR 31,36), kosten van rechtsbijstand (EUR 2.153,60) en indieningskosten (EUR 275,00).

De raadkamer van het hof heeft het verzoek op 12 maart 2008 in het openbaar behandeld, waarbij de verzoeker en zijn raadsman niet aanwezig waren. De advocaat-generaal heeft in een schriftelijke conclusie van 13 februari 2008 geadviseerd tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend en dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, wat een voorwaarde is voor toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 591a Sv.

Het hof heeft geoordeeld dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, ondanks de oplegging van een maatregel van onttrekking aan het verkeer. De gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de terechtzittingen en overleg met de raadsman zijn als billijk bevonden en komen voor vergoeding in aanmerking. De kosten van rechtsbijstand zijn eveneens als redelijk en noodzakelijk beoordeeld. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevorderde schadevergoeding van EUR 2.459,96 volledig toe te kennen, ten laste van de Staat.

Uitspraak

Aanv.nr.: 164-08
Parketnummer: 20-004246-06
Uitspraakdatum: 26 maart 2008
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch
Beslissing van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op het ter griffie van dit hof op 29 januari 2008 ingekomen verzoekschrift d.d. 23 januari 2008 van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [1945],
wonende te [woonplaats], [adres],
te dezer zake woonplaats kiezende te [woonplaats], [adres],
ten kantore van zijn raadsman mr. M. van Tessel,
hierna ook: verzoeker.
Het verzoek
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade die verzoeker stelt te hebben geleden, bestaande uit reiskosten (EUR 31,36), kosten van rechtsbijstand (EUR 2.153,60) en de kosten van de indiening en behandeling van het onderhavige verzoekschrift (EUR 540,00 in geval van een mondelinge behandeling, dan wel EUR 275,00 in geval van een schriftelijke behandeling) tot een totaalbedrag van EUR 2.459,96.
Onderzoek van de zaak
Het verzoek is door de raadkamer van dit hof op 12 maart 2008 in het openbaar behandeld.
De verzoeker en zijn raadsman zijn niet verschenen.
Het hof heeft kennisgenomen van de schriftelijke conclusie van de advocaat-generaal d.d. 13 februari 2008. Deze conclusie strekt tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid van het verzoek
Het verzoek is tijdig ingediend.
Als voorwaarde waaronder op de voet van artikel 591a, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aan verzoeker, als gewezen verdachte, een schadevergoeding kan worden toegekend, geldt dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Verzoeker is bij arrest van dit hof van 16 november 2007 onder bovengenoemd parketnummer vrijgesproken van – kort gezegd – medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan, het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Het hof heeft verzoeker ter zake vrijgesproken, omdat het niet de overtuiging had bekomen dat verzoeker een bewuste bijdrage heeft geleverd aan een op zijn terrein aangetroffen hennepkwekerij.
Bij genoemd arrest heeft het hof, niettegenstaande de gegeven vrijspraak, vastgesteld dat een strafbaar feit was begaan, namelijk het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennep. Daarom heeft het hof op de voet van artikel 36b, eerste lid, aanhef en onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht een aantal in beslag genomen voorwerpen, behorende tot een hennepkwekerij, aan het verkeer onttrokken verklaard.
Uit het voorgaande volgt dat de desbetreffende strafzaak het laatst voor dit hof werd vervolgd en is geëindigd zonder oplegging van straf en zonder dat toepassing werd gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, maar – anders dan in het verzoekschrift wordt gesteld – met oplegging van een maatregel.
Nu uit genoemd arrest volgt dat niet is komen vast te staan dat verzoeker betrokkenheid heeft gehad bij de aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen, is het hof van oordeel dat de billijkheid zich ertegen verzet om op grond van de enkele omstandigheid dat op de voet van artikel 36b, eerste lid, aanhef en onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht de maatregel van onttrekking aan het verkeer is opgelegd, te beslissen dat verzoeker niet in zijn verzoek zou kunnen worden ontvangen.
Het hof acht verzoeker, gelet op de hierboven vermelde omstandigheden, ontvankelijk in het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Toekenning van schadevergoeding heeft plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek strekt in de eerste plaats tot vergoeding van reiskosten, door verzoeker gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, en ten behoeve van overleg met zijn raadsman.
De door verzoeker gemaakte reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep komen voor vergoeding in aanmerking.
Op grond van een binnen dit hof gemaakte afspraak d.d. 30 oktober 2007 komen ook reiskosten, door de gewezen verdachte gemaakt ten behoeve van overleg met zijn raadsman, voor vergoeding in aanmerking, mits de kosten deugdelijk zijn onderbouwd. Nu deze kosten voldoende zijn gespecificeerd in het verzoekschrift en zij voorts worden gestaafd door de bijgevoegde specificatie van de door de raadsman verrichte werkzaamheden, zal het hof ook deze reiskosten toekennen.
Met betrekking tot de verzochte kosten van rechtsbijstand overweegt het hof dat uit de aard van de onderwerpelijke strafzaak de wenselijkheid voor de gewezen verdachte voortvloeit om zich van rechtsbijstand te voorzien. De opgegeven kosten worden genoegzaam gestaafd door de overgelegde declaratie en het beloop daarvan valt – mede gelet op omvang en verloop van de strafzaak – niet als bovenmatig aan te merken. Aan de hand van deze norm komt ter zake van kosten van rechtsbijstand een bedrag van EUR 2.153,60 voor vergoeding in aanmerking.
Het hof zal voorts een forfaitair bedrag van EUR 275,00 toewijzen ter zake van de kosten van de indiening van het onderhavige verzoekschrift, aangezien geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
Op de voet van het bepaalde in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering zal derhalve aan verzoeker een schadevergoeding worden toegekend tot een bedrag van EUR 2.459,96.
B E S L I S S I N G
Het hof:
kent ten laste van de Staat aan verzoeker een vergoeding toe ten bedrage van EUR 2.459,96.
Aldus beslist door mr. N.J.L.M. Tuijn als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek als griffier.
Deze beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 maart 2008.