ECLI:NL:GHSHE:2008:BD0406

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 103.009.811
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gründemann
  • J. Lamers
  • A. Walstock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de schuldsanering van appellanten na strafbare feiten

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de schuldsanering van appellanten [Appellant X.] en [Appellante Y.], die in hoger beroep hebben verzocht om beëindiging van de wettelijke schuldsanering met verlening van de schone lei. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 april 2008, waarbij de appellanten bijgestaan werden door hun advocaat mr. H.M.J. Offermans. De bewindvoerder, mevrouw P.A.M.T. van den Berg, was ook aanwezig. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name door het plegen van strafbare feiten en onvoldoende sollicitatie-inspanningen. Het hof heeft vastgesteld dat [Appellant X.] in de periode van de schuldsanering betrokken was bij de teelt van hennepplanten, wat in strijd is met de voorwaarden van de schuldsanering. Dit heeft geleid tot een situatie waarin hij niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt, wat nadelig was voor zijn schuldeisers. Het hof heeft ook opgemerkt dat [Appellant Y.] pas in november 2006 betaalde arbeid is gaan verrichten en dat zij onvoldoende heeft aangetoond dat zij zich ten volle heeft ingespannen om haar werkuren uit te breiden. Het hof concludeert dat de rechtbank terecht de schone lei heeft onthouden aan beide appellanten, gezien de ernst van hun tekortkomingen. De appellanten hebben ter zitting aangeboden om de schuldsanering met een jaar te verlengen, maar het hof oordeelt dat zij niet voldoende hebben aangetoond dat zij aan hun verplichtingen kunnen voldoen zonder nieuwe schulden te maken. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst het verzoek van de appellanten af.

Uitspraak

AS
16 april 2008
Sector civiel recht
Rekestnummer 103.009.811/01
Zaaknummers eerste aanleg 04/452 R en 04/453 R
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
1. [Appellant X.],
en
2. [Appellante Y.] e/v [appellant X.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna: [appellant X.] en [appellante Y.],
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Roermond van 2 januari 2008, waarvan de inhoud bij [appellant X.] en [appellante Y.] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 7 januari 2008, hebben [appellant X.] en [appellante Y.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat de wettelijke schuldsanering wordt beëindigd met verlening van de schone lei.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 april 2008. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [Appellant X.] en [appellante Y.], bijgestaan door hun advocaat mr. H.M.J. Offermans;
- mevrouw P.A.M.T. van den Berg, hierna: de bewindvoerder.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 20 december 2007;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant X.] en [appellante Y.] , ingekomen ter griffie op 26 maart 2008;
- de producties 1 tot en met 4 van de bewindvoerder, zonder begeleidend schrijven ingekomen ter griffie op 31 maart 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnis van 24 november 2004 is ten aanzien van [appellant X.] en [appellante Y.] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [appellant X.] en [appellante Y.] geen 'schone lei' is verleend.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen, dat [appellant X.] en [appellante Y.] middels het ondertekenen van het saneringsplan hebben aangegeven op de hoogte te zijn van de regels zoals die gelden in de schuldsaneringsregeling en dat thans blijkt dat de kernverplichtingen welke voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, zoals de informatie- en sollicitatieplicht, niet althans onvoldoende zijn nagekomen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande, [appellant X.] en [appellante Y.] toerekenbaar zijn tekortgeschoten en wel zodanig dat die tekortkomingen niet buiten beschouwing kunnen blijven.
4.3.1. [Appellant X.] en [appellante Y.] hebben in het beroepschrift aangevoerd, dat zij zich naar behoren en naar vermogen hebben ingespannen en dat zij recht hebben op beëindiging van de wettelijke schuldsanering met verlening van de schone lei. [Appellant X.] heeft de bewindvoerder weliswaar niet geïnformeerd over het feit dat hij geholpen heeft met het knippen van hennepplanten, maar heeft de bewindvoerder wel over de strafvervolging geïnformeerd. [Appellante Y.] is niet betrokken geweest bij en niet op de hoogte geweest van de strafbare feiten ter zake waarvan [appellant X.] is vervolgd. Haar kan hiervan dan ook geen verwijt worden gemaakt. [Appellant X.] en [appellante Y.] betwisten dat zij onvoldoende gesolliciteerd hebben. Toen zij toelating tot de schuld- saneringsregeling aanvroegen hadden zij geen arbeids-inkomen, maar voorafgaand aan en tijdens de regeling hebben zij beiden een arbeids-plaats gezocht en gevonden. [Appellant X.] heeft met ingang van 15 augustus 2004 parttime werk gevonden en per 1 november 2006 werkt hij fulltime. [Appellante Y.] werkt vanaf 1 november 2006 parttime. In het tussentijdse verslag van de bewindvoerder betreffende de periode november 2006 – mei 2007 wordt hen ten aanzien van de sollicitatieplicht geen verwijt gemaakt.
Voor het geval er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, zijn [Appellant X.] en [appellante Y.] van mening dat deze, gezien haar bijzondere aard en/of geringe betekenis buiten beschouwing had moeten worden verklaard.
4.3.2. Hieraan hebben [appellant X.] en [appellante Y.] ter zitting toegevoegd, dat [appellant X.] in hoger beroep een milde straf heeft gekregen wegens het in de periode van 1 mei 2004 tot en met 2 juli 2006 opzettelijk en in vereniging bewerken van hennepplanten en dat daarover de bewindvoerder is geïnformeerd.
[Appellante Y.] is altijd op zoek geweest naar fulltime werk, maar heeft dat niet kunnen vinden.
Namens [appellant X.] en [appellante Y.] wordt voorgesteld om de schuldsanerings-regeling met één jaar te verlengen, waarbij zij als blijk van hun goede wil de waarde van de hun aangeboden reis naar Turkije, zijnde € 2.500,- , aan de boedel zullen afdragen. In het jaar van de verlenging zullen zij zich strikt aan de regels houden.
4.3.3. De bewindvoerder heeft aangevoerd, dat [appellant X.] en [appellante Y.] ten aanzien van het voldoen aan de informatieplicht aanzienlijk zijn tekortgeschoten. Vanaf 2005 zijn [appellant X.] en [appellante Y.] ingelicht over de noodzaak van het solliciteren naar een fulltime baan. [Appellant X.] en [appellante Y.] hebben onvoldoende gesolliciteerd en hebben de bewindvoerder onvoldoende geïnformeerd over hun sollicitatieactiviteiten.
Hoewel [appellant X.] in eerste instantie een parttime baan had, blijkt uit de stukken dat hij destijds heeft overgewerkt en daarvoor in natura is betaald (een horloge en een vakantiereis). De bewindvoerder was er overigens niet van op de hoogte dat [appellant X.] in die periode in een growshop werkte en zich met hennep bezig hield. Toen bleek dat [appellant X.] zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit was de bewindvoerder van mening dat het moment was aangebroken om tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling aan te vragen.
De bewindvoerder staat niet afwijzend tegenover het voorstel van de zijde van [Appellant X.] en [appellante Y.].
4.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.4.1. Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuld-saneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandig-heden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsanerings-regeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient het hof voorts na te gaan of aanleiding bestaat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing te laten.
4.4.2. Het hof neemt de volgende omstandigheden in aanmerking:
- uit de tot het dossier behorende stukken blijkt dat bewezen is verklaard dat [appellant X.] in een lange periode tijdens de schuldsaneringsregeling verboden werkzaamheden heeft verricht in een hennepkwekerij.
Het is maatschappelijk onaanvaardbaar en het strookt niet met het wezen van de schuldsaneringsregeling dat sanieten in de periode van de regeling meermalen misdrijven plegen en aldus welbewust het risico lopen dat zij strafrechtelijk worden vervolgd en veroordeeld tot gevangenisstraffen, geldboetes en/of (zoals in dit geval) taakstraffen en betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel. Hierdoor immers zijn sanieten tijdelijk niet beschikbaar om op de arbeidsmarkt inkomsten te genereren voor hun schuldeisers, respectievelijk laten zij nieuwe schulden ontstaan, waardoor hun schuldeisers ernstig worden benadeeld;
- [Appellant X.] is pas in november 2006, twee jaar na aanvang van de schuldsaneringsregeling, fulltime gaan werken. [Appellant X.] heeft onvoldoende toegelicht waarom het zo lang heeft geduurd voordat hij fulltime is gaan werken. Uit de stukken blijkt dat [appellant X.] in de tijd dat hij parttime werkte ook werkzaamheden verrichtte voor zijn werkgever die in natura werden uitbetaald. Hieruit moet worden geconcludeerd dat [appellant X.], terwijl hij deze werkzaamheden verrichtte, niet beschikbaar was voor met geld beloond werk, hetgeen nadeel voor de schuldeisers heeft opgeleverd;
- ter zitting is gesteld dat de schuld aan de staat is voldaan met de opbrengst van een in beslaggenomen voertuig, maar onduidelijk is gebleven of hiermee niet een nieuwe schuld is ontstaan, nu [appellant X.] ter zitting heeft verklaard dat de betreffende auto aan zijn zwager toebehoorde;
- ten aanzien van mevrouw [appellante Y.] geldt dat zij pas in november 2006 betaalde arbeid is gaan verrichten en slechts voor 15 uren per week. Zij heeft ter zitting in hoger beroep onvoldoende toegelicht waarom zij zich niet ten volle heeft ingespannen om haar werkzaamheden uit te breiden tot 40 uren per week, terwijl zij wist althans behoorde te weten dat die inspanningsplicht voor haar ten volle gold.
Vorenstaande brengt mee dat de rechtbank aan zowel [appellant X.] als [appellante Y.] terecht de schone lei heeft onthouden.
Aan al het vorenstaande kan onvoldoende afdoen dat [appellant X.] en [appellante Y.] ter zitting in hoger beroep hebben aangeboden om de schuldsaneringsregeling met een jaar te verlengen en de waarde van het loon in natura aan de boedel te vergoeden. Wat het laatste betreft hebben [appellant X.] en [appellante Y.] niet duidelijk kunnen maken dat zij die waarde zullen kunnen betalen zonder dat daartegenover een nieuwe schuld ontstaat.
4.4.3. Op grond hiervan is het hof met de rechtbank van oordeel dat [appellant X.] en [appellante Y.] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Het hof ziet, gelet op de ernst van de tekortkomingen, geen aanleiding te bepalen dat deze tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
4.4.4. Het vorenstaande brengt mee dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, Lamers en Walstock en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.