ECLI:NL:GHSHE:2008:BC9947

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003819-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere gewelddadige overvallen met afpersing en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Breda. De verdachte was beschuldigd van vier gewelddadige overvallen, waarbij hij werd verdacht van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank had de verdachte op 11 oktober 2007 vrijgesproken van een aantal beschuldigingen, maar veroordeeld voor andere feiten, wat leidde tot het hoger beroep van de verdachte. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk de dader was van de ten laste gelegde feiten. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat er sprake was van persoonsverwisseling en dat het bewijs onvoldoende was. Het hof baseerde zijn oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en de resultaten van fotoconfrontaties, die als betrouwbaar werden beschouwd. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, en kreeg daarnaast schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003819-07
Uitspraak : 17 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
11 oktober 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-800231-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Tilburg, Vreemd.Koning Willem II te Tilburg,
waarbij verdachte van het onder 1 ten laste gelegde werd vrijgesproken en terzake van
2. en 4. telkens "afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg", 3. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg" en
5. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg"
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts werd bij het aangevallen vonnis aan verdachte drie maal de schadevergoedingsmaatregel opgelegd tot het bedrag van onderscheidenlijk EUR 10,--,
EUR 63,01 en EUR 150,-- (telkens met vervangende hechtenis) en werden de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] toegewezen tot datzelfde bedrag.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling terzake van hetgeen aan de verdachte onder 2, 3, 4 en 5 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis - voorzover aan zijn oordeel onderworpen - zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- verdachte terzake van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest;
- aan de verdachte telkens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen ten belope van onderscheidenlijk EUR 10,--,
EUR 63,01 en EUR 150,-- subsidiair onderscheidenlijk 1 dag, 1 dag en 3 dagen vervangende hechtenis;
- de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] telkens zal toewijzen tot datzelfde bedrag.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt betrokken dat verdachte van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken en dat bijgevolg de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in hun civiele vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voorzover aan het oordeel onderworpen - ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2007 te Bergen op Zoom, op/aan het Anton van Duinkerkenpark en/of de Ravelstraat, althans op/aan de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van EUR 10,--, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Ik ben dronken en ik wil geld hebben, anders steek ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2007 te Bergen op Zoom op/aan de Stationsstraat, althans op/aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende ondermeer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat als hij (die [slachtoffer 2]) hem (verdachte) niets zou geven, dat hij (verdachte) hem (die [slachtoffer 2]) dan
zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 2] in diens hand heeft gebeten;
4.
hij op of omstreeks 31 januari 2007 te Bergen op Zoom op/aan de Iepstraat, althans op/aan de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 3] heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) tegen een muur/gevel van een huis heeft geduwd en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, hand tot een vuist heeft gebald en/of daarbij/vervolgens tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Geef je telefoon nu of ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
5.
hij op of omstreeks 23 november 2006 te Bergen op Zoom op/aan de Churchilllaan en/of de Jan Derkstraat, althans op/aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 4] van achter heeft vastgepakt en/of daarbij/vervolgens die mobiele telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer 4] heeft (los)gerukt en/of (vervolgens) een schroevendraaier, althans een scherp en/of hard voorwerp, tevoorschijn heeft genomen en/of die [slachtoffer 4] heeft voorgehouden en/of, nadat of terwijl die [slachtoffer 4] genoemde mobiele telefoon uit zijn,verdachtes, hand(en) wilde (terug)pakken, meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of daarbij/vervolgens meermalen, althans eenmaal, met die schroevendraaier, althans dat scherp en/of hard voorwerp, op die [slachtoffer 4] heeft ingestoken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vaststaande feiten
Het hof stelt het navolgende vast:1
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Op 23 februari 2007, rond 22.45 uur, liep aangever [slachtoffer 1] te Bergen op Zoom op de Ravelstraat toen een man dicht tegen hem aan kwam staan en hem de woorden toevoegde "Ik ben dronken en ik wil geld hebben, anders steek ik je."
[slachtoffer 1] heeft vervolgens zijn portemonnee gepakt en die man EUR 10,-- gegeven, omdat hij bang was dat hij hem zou steken.2
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Op 19 februari 2007 stond aangever [slachtoffer 2] te wachten bij de busplaats aan de Stationsstraat te Bergen op Zoom, toen een man op hem af kwam lopen. Deze man vroeg [slachtoffer 2] om geld. Toen [slachtoffer 2] dat niet wilde geven, werd de man agressief. [slachtoffer 2] hoorde vervolgens de man zeggen, dat als hij, [slachtoffer 2], hem niets zou geven, hij, die man, hem, [slachtoffer 2], zou steken. Vervolgens zag en voelde aangever [slachtoffer 2] dat de man met zijn hand in zijn linkerjaszak greep. [slachtoffer 2] probeerde nog om de hand van de man open te krijgen zodat hij aangevers portemonnee los zou laten. Bij het daaropvolgende duw- en trekwerk voelde aangever [slachtoffer 2] dat de man hem in zijn hand beet. Ten slotte heeft [slachtoffer 2] zijn portemonnee moeten loslaten, waarop die man daarmee is weggerend. Blijkens de bij de aangifte gevoegde goederenbijlage bevatte de weggenomen portemonnee onder meer een hoeveelheid geld en een bankpas.3
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Op 31 januari 2007 werd aangever [slachtoffer 3] op de Iepstraat te Bergen op Zoom door een man ter hoogte van zijn nek bij zijn jas vastgepakt en vervolgens tegen een huis aangeduwd. Aangever [slachtoffer 3] kon als gevolg daarvan niet meer weg. Vervolgens zag aangever dat de man zijn hand naar achter hield met een gebalde vuist en hoorde hij dat de man hem de woorden toevoegde "Geef je telefoon nu of ik steek je neer". Ten slotte heeft aangever de man zijn mobiele telefoon, merk Samsung, gegeven, waarop de dader daarmee wegrende.4
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
Op 23 november 2006 werd aangever [slachtoffer 4] op de Churchilllaan te Bergen op Zoom door een man van achteren vast gepakt aan zijn schouder, waarna deze man de telefoon van [slachtoffer 4] uit diens handen losrukte. [slachtoffer 4] heeft daarop uit reactie deze man een paar keer een duw gegeven, waardoor die man een paar stappen achteruit had gedaan. Op dat moment zag aangever [slachtoffer 4] dat die man uit zijn jas een schroevendraaier tevoorschijn haalde en deze in zijn vuist geklemd hield. Omdat aangever [slachtoffer 4] desondanks zijn telefoon terug wilde, heeft hij een keer naar zijn telefoon gegrepen. De man riep daarop tegen [slachtoffer 4] meermalen "ik steek je dood". Aangever [slachtoffer 4] greep vervolgens nog een keer naar zijn telefoon en daarop heeft de man 2 à 3 keer gericht met de schroevendraaier gestoken. Aangever [slachtoffer 4] werd door die schroevendraaier geraakt, met name op zijn linker onderarm waar een dikke, geïrriteerde rode streep aan de binnenzijde ontstond en werd waargenomen. Ten slotte is de man met de mobiele telefoon, merk Nokia, van [slachtoffer 4] weggerend.5
Bijzondere overweging omtrent het bewijs
A.i.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting ten verweer betoogd dat hij van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Daartoe is aangevoerd dat niet hij de dader is, maar dat een ander persoon die feiten heeft gepleegd. Er is sprake van een persoonsverwisseling, waardoor hij ten onrechte als de dader is aangemerkt.
Bovendien is voor het bewijs van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde slechts de aangifte en het positieve resultaat van een fotoconfrontatie voorhanden, hetgeen onvoldoende wettig bewijs levert voor een bewezenverklaring. Bijgevolg moet verdachte van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
A. ii.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B.i.
Uit het strafdossier blijkt dat aangever [slachtoffer 1] ter gelegenheid van zijn aangifte bij de politie een beschrijving heeft gegeven van de dader van het onder 2 ten laste gelegde. Deze beschrijving komt er in het kort op neer dat de dader een man was met een Turks of Marokkaans uiterlijk, normaal postuur met een lengte van ongeveer 1.70 à 1.80 meter en zwart haar. Voorts verklaarde [slachtoffer 1] dat de dader ten tijde van het ten laste gelegde een vale blauwe spijkerbroek en een bomberjack met groene camouflagekleuren droeg. Ten slotte verklaarde [slachtoffer 1] nog dat de man dronken was.6
B.ii.
Op 24 februari 2007 rond 00.10 uur kregen verbalisanten de melding dat iemand was beroofd en dat de dader zich nog in de buurt van het treinstation van Bergen op Zoom bevond. De dader van deze beroving was een man, gekleed in een lichte spijkerbroek en een camouflagejas. Vervolgens hebben de verbalisanten een man aangehouden, zijnde [verdachte], die aan dit signalement voldeed.7
B.iii.
Bij het tweede verhoor van [slachtoffer 1], werd hem door de politie een jas met camouflagekleuren getoond. [slachtoffer 1] herkende deze jas als soortgelijk aan de jas die de verdachte aan had toen hij beroofd werd.8
B.iv.
Voorts blijkt uit het strafdossier dat verdachte na zijn aanhouding tegenover de politie een verklaring heeft afgelegd. Bij die gelegenheid heeft hij onder meer verklaard dat hij op de avond van 23 februari 2007 gekleed was in een lichtblauwe spijkerbroek en een camouflage jas in de kleuren zwart en groen en dat hij die avond veel gedronken had.9 Bij zijn tweede verhoor door de politie verklaarde verdachte dat hij op de avond van 23 februari 2007 dronken was.10
B.v.
Aangever [slachtoffer 1] heeft ter identificatie van de dader van het onder 2 ten laste gelegde misdrijf bij de politie zijn medewerking verleend aan een fotoconfrontatie.11
B.vi.
Het hof heeft aan de hand van het proces-verbaal van politie met betrekking tot die gehouden fotoconfrontatie, waarbij de aangever [slachtoffer 1] werd geconfronteerd met een aantal foto's van personen, waaronder een foto van de verdachte, geconstateerd dat de uitvoering van deze fotoconfrontatie overeenkomstig de bepalingen van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek heeft plaatsgehad.
B.vii.
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij die gelegenheid verdachte aanstonds herkend als de dader van de onder 2 ten laste gelegde beroving.12 Het hof is van oordeel dat de uitkomst van die fotoconfrontatie gelet op het onder B.vi. overwogene als betrouwbaar kan worden aangemerkt en bezigt haar tot bewijs.
B.viii.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof tot de overtuiging gekomen dat verdachte de dader is geweest van de onder 2 ten laste gelegde afpersing. Steun voor de door de verdediging betrokken stelling, dat een ander dan verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt, is aan het procesdossier noch anderszins te ontlenen.
C.i.
Ook de aangevers [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben ter gelegenheid van hun aangiftes een beschrijving gegeven van de dader van de onderscheidenlijk onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde misdrijven.131415 Die beschrijving komt er in de kern telkens op neer dat het ging om een man van Turks of Marokkaanse afkomst met een normaal postuur en een lengte van tussen de 1.70 en 1.80 meter met zwart haar.
C.ii.
Ter identificatie van de dader van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde misdrijven hebben [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] meegewerkt aan een fotoconfrontatie.16
C.iii.
Ook ten aanzien van deze fotoconfrontaties heeft het hof aan de hand van de dienaangaande opgemaakt processen-verbaal van politie geconstateerd dat deze confrontaties telkens zijn uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek.
C.iv.
Aangevers [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben vervolgens met betrekking tot onderscheidenlijk het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde telkens de verdachte aangewezen als dader van die misdrijven.17 Het hof is van oordeel dat de uitkomsten van deze fotoconfrontaties gelet op het onder C.iii. overwogene als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en bezigt ze tot bewijs.
C.v.
Bij de vraag, of verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, heeft het hof voorts de omstandigheid in aanmerking genomen, dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, waaronder begrepen de context waarbinnen dat feit zich heeft toegedragen, de omstandigheden waarmee dat was omgeven en het handelen van verdachte, op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde misdrijven, welke feiten soortgelijk zijn aan het onder 2 ten laste gelegde.
Het hof zal daarom de redengevende feiten en omstandigheden nopens het onder 2 ten laste gelegde, zoals die hierboven reeds uiteen zijn gezet, mede bezigen als redengevende feiten en omstandigheden nopens het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
C.vi.
De stelling van de verdediging, dat een ander dan verdachte zich aan de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde misdrijven heeft schuldig gemaakt en dat verdachte ten gevolge van een persoonsverwisseling ten onrechte als dader daarvan is aangewezen, moet als onhoudbaar van de hand worden gewezen.
D.i.
Op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden, die in samenhang met elkaar redengevend zijn voor het - anders dan namens de verdachte betoogd: toereikende - bewijs van de aan hem onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en waarvoor verdachte geen redelijke - die redengevendheid ontzenuwende - verklaring heeft kunnen geven, is het hof tot de overtuiging gekomen en acht het bijgevolg bewezen dat verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde misdrijven heeft begaan, een en ander als hierna bewezenverklaard.
D.ii.
Het verweer wordt in beide onderdelen verworpen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), zomede de hiervoor vermelde vaststaande feiten, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 23 februari 2007 te Bergen op Zoom op de openbare weg de Ravelstraat met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van EUR 10,--, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Ik ben dronken en ik wil geld hebben, anders steek ik je";
3.
hij op 19 februari 2007 te Bergen op Zoom aan de openbare weg de Stationsstraat met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende ondermeer een hoeveelheid geld en een bankpas), toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat als hij (die [slachtoffer 2]) hem (verdachte) niets zou geven, dat hij (verdachte) hem (die [slachtoffer 2]) dan zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en die [slachtoffer 2] in diens hand heeft gebeten;
4.
hij op 31 januari 2007 te Bergen op Zoom op de openbare weg de Iepstraat, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung), toebehorende aan die [slachtoffer 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die [slachtoffer 3] heeft vastgegrepen en vervolgens tegen een muur/gevel van een huis heeft geduwd en vervolgens zijn, verdachtes, hand tot een vuist heeft gebald en daarbij tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Geef je telefoon nu of ik steek je neer";
5.
hij op 23 november 2006 te Bergen op Zoom op de openbare weg de Churchilllaan met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia) toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die [slachtoffer 4] van achter heeft vastgepakt en vervolgens die mobiele telefoon uit de hand van die [slachtoffer 4] heeft losgerukt en vervolgens een schroevendraaier tevoorschijn heeft genomen en die [slachtoffer 4] heeft voorgehouden en terwijl die [slachtoffer 4] genoemde mobiele telefoon uit zijn, verdachtes, hand wilde terugpakken, meermalen tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Ik steek je dood" en daarbij meermalen met die schroevendraaier op die [slachtoffer 4] heeft ingestoken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde onder 2 en 4 is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht iuncto artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 1°, van die wet, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde onder 3 en 5 is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht iuncto artikel 312, eerste lid, van die wet iuncto artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 1°, van die wet, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof komt - evenals de eerste rechter - tot een bewezenverklaring van kort gezegd tweemaal een afpersing en tweemaal een diefstal met geweld.
De eerste rechter heeft verdachte terzake van die feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aansluiting gezocht bij de vordering van de officier van justitie en de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest gevorderd.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten bezware van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het hier gaat om een viertal gewelddadige berovingen, gepleegd in de nachtelijke uren en in het publieke domein;
- de omstandigheid dat door dergelijke gewelddadige feiten de rechtsorde ernstig wordt geschokt en dat zij in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengt;
- de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van dergelijke feiten - naast de eventuele lichamelijk gevolgen - vaak nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
- de omstandigheid dat verdacht zich van het bovenstaande geen enkele rekenschap heeft gegeven en slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk materieel gewin.
Ten gunste van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 maart 2008 weliswaar eerder terzake van geweldsdelicten is veroordeeld doch niet eerder terzake van feiten soortgelijk aan de onderhavige;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen - grosso modo - vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
Daaruit blijkt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren terzake van één beroving - bestaande uit afpersing dan wel diefstal met geweld - een geenszins ongebruikelijke sanctie op een dergelijk misdrijf vormt. Het hof zal deze straf dan ook als uitgangspunt hanteren, kunnende met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt niet worden volstaan.
Aangezien ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij zich aan een viertal berovingen heeft schuldig gemaakt, waarbij hij de dreiging met en het gebruik van geweld niet heeft geschuwd, en verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie het gebruik van geweld ook in het verleden niet heeft geschuwd, is het hof aan de hand van voornoemd uitgangspunt van oordeel dat - alle omstandigheden in aanmerking genomen - een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren een alleszins passende sanctie is.
Op te leggen maatregelen
1.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer 1], wonende te [adres], [woonplaats], als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit, materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van EUR 10,--.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 10,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
2.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer 2], wonende te [adres], [woonplaats], als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit, materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van EUR 63,01.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 63,01 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
3.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer 3], wonende te [adres], [woonplaats], als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde feit, materiële schade heeft geleden tot het bedrag van EUR 150,--.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 150,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vorderingen van de benadeelde partijen
1.
[slachtoffer 1], wonende te [adres], [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten belope van EUR 10,--.
Deze vordering is door de eerste rechter geheel toegewezen. De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade.
De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij als rechtstreeks als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen vermogensschade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van EUR 10,--. Tot dit bedrag wordt de vordering toegewezen.
2.
[slachtoffer 2], wonende te [adres], [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten belope van EUR 63,01. De eerste rechter heeft deze vordering geheel toegewezen. De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade.
De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij als rechtstreeks als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen vermogensschade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van EUR 63,01. Tot dit bedrag wordt de vordering toegewezen.
3.
[slachtoffer 3], wonende te [adres], [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten belope van EUR 300,--. Deze vordering is door de eerste rechter tot het bedrag van EUR 150,--. De voeging duurt, voorzover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade.
De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij als rechtstreeks als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen vermogensschade heeft geleden tot het bedrag van EUR 150,--. Tot dit bedrag wordt de vordering toegewezen.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en/of vorderingen:
Het hof zal bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
1. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
2. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
3. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
4. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 1], wonende te [adres], [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 10,00 (tien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 10,00 (tien euro).
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 2], wonende te [adres], [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 63,01 (drieënzestig euro en één cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 63,01 (drieënzestig euro en één cent).
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer 3], wonende te [adres], [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 150,00 (honderdvijftig euro).
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en/of vorderingen:
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. E.F.G.M. Gelderman, voorzitter,
mr. H.D. Bergkotte en mr. W.J.B. Zeyl,
in tegenwoordigheid van mr. C.P.J. Scheele, griffier,
en op 17 april 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.J.B. Zeyl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Hierna wordt telkens verwezen naar dossierpagina's houdende ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, team Zuid, met dossiernr. PL201M/07-002883, d.d. 30 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant].
2 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 30.
3 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 146 en 149.
4 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 267-268.
5 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 300-303
6 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 31.
7 Ambtsedig proces-verbaal van aanhouding, p. 22.
8 Ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1], p. 45.
9 Ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 49.
10 Ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 51.
11 Ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, district Bergen op Zoom, Bedrijfsbureau, p. 34-40
12 Ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, district Bergen op Zoom, Bedrijfsbureau, p. 39.
13 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 146-147.
14 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 268.
15 Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 302-303.
16 Ambtsedige processen-verbaal van politie Midden en West Brabant, district Bergen op Zoom, Bedrijfsbureau, p. 150-157, p. 281-288 en p. 306-313
17 Ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, district Bergen op Zoom, Bedrijfsbureau, p. 156, p. 287 en p. 312.