typ. RS
rolnrs. HD 103.004.055 en HD 103.004.057
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 25 maart 2008,
gewezen in de ter rolle gevoegde zaken van:
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid BDO CAMPSOBERS ACCOUNTANTS & BELASTINGADVISEURS BV,
gevestigd te Eindhoven,
appellante bij exploot van dagvaarding
van 14 september 2006,
procureur: mr. A.H.H.M. Roelofs,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PRODIM GROEP BV,
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. R.G.A.M. Theunissen,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 9 augustus 2006 tussen appellante - BDO - als geopposeerde en geïntimeerde - Prodim Groep - als opposante;
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid BDO CAMPSOBERS ACCOUNTANTS & BELASTINGADVISEURS BV,
gevestigd te Eindhoven,
appellante bij exploot van dagvaarding
van 14 september 2006,
procureur: mr. A.H.H.M. Roelofs,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [GEÏNTIMEERDE],
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. R.G.A.M. Theunissen,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 12 juli 2006 tussen appellante - BDO - als eiseres en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde;
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 127700/HA ZA 05-1319)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, het verstekvonnis van 23 maart 2005 en de tussenvonnissen van 6 juli 2005 en 15 februari 2006.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. BDO is van het eindvonnis van 9 augustus 2006 tijdig in hoger beroep gekomen. Bij appeldagvaarding heeft BDO onder overlegging van twee producties drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van haar vorderingen met veroordeling van Prodim Groep in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad. BDO heeft vervolgens een akte tot rectificatie genomen.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Prodim Groep de grieven bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep, met veroordeling van BDO in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In het procesdossier van Prodim Groep ontbreken de stukken van de eerste aanleg en de door BDO genomen akte tot rectificatie.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding.
4.1. Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
a) Prodim Groep is een tussenhoudstermaatschappij tussen enerzijds [bedrijf 1], een houdstermaatschappij van de heer [persoon 1] en anderzijds de werkmaatschappij Prodim BV.
b) Andere dochterondernemingen van [bedrijf 1] zijn [bedrijf 2] en [geïntimeerde]. Een andere dochteronderneming van Prodim Groep is Centriforce Nederland BV.
c) Van deze vennootschappen zijn Prodim BV, [bedrijf 2] en Centriforce Nederland BV failliet gegaan (naar het hof begrijpt: medio 2002).
d) BDO heeft accountants- en fiscale werkzaamheden uitgevoerd met betrekking tot onder meer Prodim Groep. Het ging hierbij om de jaarrekeningen en de aangiften vennootschapsbelasting voor 2000 en 2001.
e) In verband met deze werkzaamheden heeft BDO aan Prodim Groep facturen gestuurd tot een bedrag van in totaal € 9.250,69 (prod. 1 inl. dagv.). De facturen betreffen werkzaamheden in de periode april 2001 tot en met maart 2003. Het gefactureerde bedrag is ondanks sommatie van de kant van BDO niet betaald.
4.2. In deze procedure vordert BDO betaling van het openstaande factuurbedrag met rente en kosten. Bij verstekvonnis van 23 maart 2005 heeft de rechtbank de vordering van BDO grotendeels toegewezen.
Prodim Groep is tegen dit verstekvonnis in verzet gekomen. Prodim Groep heeft zich op het standpunt gesteld dat niet zij, maar de werkmaatschappij Prodim BV opdracht heeft gegeven. Voorts betwist Prodim Groep de omvang van de werkzaamheden en de hoogte van de gefactureerde bedragen.
Bij tussenvonnis van 6 juli 2005 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 13 oktober 2005 plaatsgevonden, tegelijk met de comparities in vergelijkbare zaken tussen BDO en [geïntimeerde] en BDO en [bedrijf 1].
Bij tussenvonnis van 15 februari 2006 heeft de rechtbank te kennen gegeven behoefte te hebben aan nadere informatie van BDO over de opdrachten die BDO stelt van Prodim Groep te hebben ontvangen en over de inhoud, uitvoering en facturering van deze opdrachten. BDO heeft daarop informatie verstrekt.
Bij eindvonnis van 9 augustus 2006 heeft de rechtbank naar aanleiding hiervan geoordeeld dat BDO niet heeft voldaan aan haar stelplicht ten aanzien van het verstrekken van opdrachten aan BDO, terwijl ook een verantwoording in uren en tarieven voor alle facturen ontbrak. Het verstekvonnis is daarop vernietigd en de vordering van BDO geheel afgewezen. BDO is in de proceskosten veroordeeld, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding en de nakosten.
4.3. Met grief 1 komt BDO op tegen het passeren van haar bewijsaanbod, met grief 2 tegen het oordeel van de rechtbank dat BDO niet heeft voldaan aan haar stelplicht en met grief 3, onder overlegging van nadere gegevens, tegen het oordeel dat de gevraagde verantwoording ontbreekt.
4.4. De stellingen van BDO, zoals in de toelichting op de grieven nader uiteengezet, komen erop neer dat zij in opdracht en voor rekening van Prodim Groep accountants- en fiscale werkzaamheden heeft verricht en dat de opdracht van Prodim Groep werkzaamheden vergden van een aard en omvang als weergegeven in de facturen en in de thans overgelegde specificatie (prod. 2 appeldagvaarding). Prodim Groep heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken. Prodim Groep heeft hierbij aangevoerd dat zij als tussenhoudstermaatschappij juist bewust geen verplichtingen op zich heeft genomen en dat de opdracht aan BDO afkomstig is van de (inmiddels failliete) werkmaatschappij Prodim BV. Verder betwist Prodim Groep, zoals gezegd, de hoogte van de gefactureerde bedragen.
4.5. Op BDO rust tegenover de betwisting door Prodim Groep de bewijslast van haar stellingen. Met hetgeen BDO naar voren heeft gebracht en aan producties heeft overgelegd heeft zij naar het oordeel van het hof weliswaar voldaan aan haar stelplicht, maar dit bewijs vooralsnog niet geleverd. Nu BDO een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan, zal het hof haar toelaten tot het bewijs van haar stellingen zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
4.6. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 122584/HA ZA 05-438)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep en naar de tussenvonnissen van 6 juli 2005 en 15 februari 2006.
6. Het geding in hoger beroep
6.1. BDO is van het eindvonnis van 12 juli 2006 tijdig in hoger beroep gekomen. Bij appeldagvaarding tevens inhoudende memorie van grieven heeft BDO onder overlegging van twee producties twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van haar vorderingen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
6.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep, met veroordeling van BDO in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
6.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In het procesdossier van [geïntimeerde] ontbreken de stukken van de eerste aanleg.
7. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding.
8.1. Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
a) [geïntimeerde] is een werkmaatschappij van [bedrijf 1], houdstermaatschappij van de heer [persoon 1].
b) BDO heeft ten behoeve van [geïntimeerde] accountants- en fiscale werkzaamheden uitgevoerd. Het ging hierbij onder meer om het opstellen van de jaarrekening over 2000.
c) In verband met deze werkzaamheden heeft BDO aan [geïntimeerde] drie facturen (nrs. 556412 d.d. 3 oktober 2001, 597098 d.d. 17 januari 2002 en 606560 d.d. 19 februari 2002) gestuurd tot een bedrag van in totaal € 3.849,80 (prod. 1 inl. dagv.).
d) Op 5 september 2001 is door [persoon 1] en diens echtgenote een bedrag van ƒ 6.000,= (€ 2.722,68) aan BDO betaald.
8.2. In deze procedure stelt BDO zich op het standpunt dat zij in opdracht en voor rekening van [geïntimeerde] werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de jaarrekening 2000 overeenkomstig de drie genoemde facturen. Nu deze facturen onbetaald zijn gebleven, vordert BDO betaling ervan met rente en kosten. [geïntimeerde] betwist dat zij aan BDO opdracht heeft gegeven voor deze werkzaamheden. Volgens [geïntimeerde] hebben de heer en mevrouw [persoon 1 en persoon 2] aan BDO opdracht gegeven om de jaarrekeningen over 1998, 1999 en 2000 voor zowel [bedrijf 1] als [geïntimeerde] op te stellen en hebben zij in verband hiermee het daarvoor overeengekomen bedrag van ƒ 6.000,= betaald. BDO heeft daarom niets meer te vorderen, terwijl overigens de facturen niet voldoende gespecificeerd zijn en bovendien onaanvaardbaar hoog.
8.3. Bij tussenvonnis van 6 juli 2005 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 13 oktober 2005 plaatsgevonden, tegelijk met de comparities in vergelijkbare zaken tussen BDO en Prodim Groep BV en BDO en [bedrijf 1].
Bij tussenvonnis van 15 februari 2006 heeft de rechtbank te kennen gegeven behoefte te hebben aan nadere informatie van BDO over de opdrachten die BDO stelt van [geïntimeerde] te hebben ontvangen en over de inhoud, uitvoering en facturering van deze opdrachten. BDO heeft daarop informatie verstrekt.
Bij eindvonnis van 12 juli 2006 heeft de rechtbank naar aanleiding hiervan geoordeeld dat één van de drie facturen (nr. 556412) onvoldoende is gespecificeerd en dat beide andere facturen door de betaling van ƒ 6.000,= inmiddels zijn voldaan. De vordering van BDO is op grond daarvan afgewezen met veroordeling van BDO in de proceskosten.
8.4. Met grief 1 komt BDO op tegen het oordeel dat factuur nr. 556412 onvoldoende gespecificeerd is en met grief 2 tegen het oordeel dat de overige twee facturen door de betaling van ƒ 6.000,= zijn voldaan. Volgens BDO kan hoogstens de helft van het betaalde bedrag, € 1.361,34, aan [geïntimeerde] worden toegerekend, zodat een bedrag van € 2.496,49 te betalen blijft. [geïntimeerde] handhaaft haar verweren tegen de vordering van BDO.
8.5. De stellingen van BDO, zoals in de toelichting op de grieven nader uiteengezet, komen erop neer dat zij in opdracht en voor rekening van [geïntimeerde] accountants- en fiscale werkzaamheden heeft verricht en dat de opdracht van [geïntimeerde] voor de jaarrekening 2000 werkzaamheden vergden van een aard en omvang als weergegeven in de facturen en in de thans overgelegde specificatie (prod. 1 appeldagvaarding). In het petitum van de appeldagvaarding vordert BDO weliswaar alsnog toewijzing van haar vordering, maar uit de toelichting op de grieven begrijpt het hof dat BDO haar vordering thans vermindert met een bedrag van € 1.361,34 dat alsnog aan de facturen voor [geïntimeerde] wordt toegerekend zodat de vordering van BDO in hoofdsom nog € 2.496,49 bedraagt.
8.6. Voor deze vordering geldt dat deze door [geïntimeerde] gemotiveerd is betwist. Op BDO rust de bewijslast van haar stellingen. Tot dusver heeft BDO met hetgeen zij naar voren heeft gebracht en aan producties heeft overgelegd dit bewijs nog niet geleverd. In eerste aanleg heeft BDO bewijs aangeboden. [geïntimeerde] heeft erop gewezen dat BDO dit bewijsaanbod in hoger beroep niet heeft herhaald. Dat is op zich juist, maar het hof acht het bewijsaanbod zoals dit door BDO in eerste aanleg is gedaan voldoende gespecificeerd om haar tot bewijslevering toe te laten. Het hof zal daartoe overgaan, waarbij de bewijslevering kan worden gecombineerd met die in de andere zaak.
8.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in rolnummer HD 103.004.055
laat BDO toe te bewijzen dat zij in opdracht en voor rekening van Prodim Groep accountants- en fiscale werkzaamheden heeft verricht en dat de opdracht van Prodim Groep werkzaamheden vergden van een aard en omvang als weergegeven in de facturen en in de thans overgelegde specificatie;
in rolnummer HD 103.004.057
laat BDO toe te bewijzen dat zij in opdracht en voor rekening van [geïntimeerde] accountants- en fiscale werkzaamheden heeft verricht en dat de opdracht van [geïntimeerde] voor de jaarrekening 2000 werkzaamheden vergden van een aard en omvang als weergegeven in de facturen en in de thans overgelegde specificatie;
in rolnummers HD 103.004.055 en HD 103.004.057
bepaalt, voor het geval BDO bewijs wenst te leveren door middel van getuigen, dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. B.A. Meulenbroek als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 8 april 2008 voor opgave per zaak van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op dinsdagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de procureur van BDO bij zijn opgave op genoemde rolzitting in beide zaken een fotokopie van het procesdossier zal meezenden;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de procureur van BDO tenminste 7 dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de griffier;
houdt in beide zaken iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek, en Wabeke en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 25 maart 2008.