Parketnummer: 20-000800-07
Uitspraak: 9 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond, sector kanton van 16 februari 2007 in de strafzaak met parketnummer 04/752219-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [woonplaats][Gemeente], [adres].
waarbij verdachte ter zake van het medeplegen van ronselen van volmachtstemmers werd veroordeeld tot een geldboete van EUR 1.000,--, te vervangen door 20 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis op 22 februari 2007 hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, mr. M. Kolkert en van hetgeen door of namens de verdachte door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een geldboete van EUR 1.000,-- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Door of namens verdachte:
- zijn geen verweren gevoerd met betrekking tot de bevoegdheid van de rechter en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie;
- is partiële nietigheid van de inleidende dagvaarding bepleit;
- is met betrekking tot het ten laste gelegde vrijspraak bepleit;
- is het verweer gevoerd dat artikel Z8 van de Kieswet wegens strijd met artikel 25 en 26 IVBPR jo. artikel 3 Eerste Protocol EVRM en artikel 14 EVRM onverbindend moet worden verklaard;
- is, in geval enige bewezenverklaring, schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft de partiële nietigheid van de dagvaarding bepleit en zich hiertoe op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging wat betreft de passage ' en/of een of meerdere perso(o)n(en)' in de vijfde en zesde regel onvoldoende concreet is, nu deze personen niet nader met naam zijn aangeduid. Vanwege de aard van het verweten delict, waarin het juist draait om de persoonlijke benadering van de potentiële volmachtstemmer, mag een specifieke omschrijving van de benaderde persoon niet ontbreken in de tenlastelegging.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging voldoende feitelijk is, waardoor het voor de verdachte duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen. Verdachte moet hebben althans heeft kunnen begrijpen dat de term 'andere perso(o)n(en)' in de tenlastelegging alleen betrekking heeft op de personen die naast de wel bij name in de tenlastelegging genoemde volmachtgevers in het onderliggende strafdossier voorkomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Zoals uit wat hierna wordt overwogen volgt, speelt bij het onderhavige strafbare feit de interactie tussen degene die volmacht vraagt en degene die om het geven van volmacht verzoekt een doorslaggevende rol. Tegen die achtergrond is het hof van oordeel dat het verweer van de verdediging hout snijdt, te meer nu het onderliggende strafdossier dertig personen als volmachtgever naar voren laat komen terwijl er daarvan maar negen met naam in de tenlastelegging zijn aangeduid. Verdachte heeft daardoor zijn proceshouding met betrekking tot de 21 niet bij name genoemde personen niet althans onvoldoende kunnen bepalen.
Het hof zal de dagvaarding partieel - te weten voor zover deze betrekking heeft op de passage 'en/of een of meer andere perso[o]n[en]' in de vijfde en zesde regel van het ten laste gelegde - nietig verklaren.
Aan verdachte is, voor zover voor de verdere beoordeling van belang, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 07 maart 2006 in de gemeente [Gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stelselmatig personen (te weten [Betrokkene 1] en/of [Betrokkene 2] en/of [Betrokkene 3] en/of [Betrokkene 4] en/of [Betrokkene 5] en/of [Betrokkene 6] en/of [Betrokkene 7] en/of [Betrokkene 8] en/of [Betrokkene 9]) heeft aangesproken en/of anderszins persoonlijk heeft benaderd teneinde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart (voor de gemeenteraadsverkiezingen van 07 maart 2006), bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) af te geven.
Aan de hand van de stukken zijn de volgende feiten als vaststaand aan te merken.
- Op 17 februari 2006 heeft de gemeente [Gemeente] zogenaamde kiezerspassen voor de gemeenteraadsverkiezingen verzonden aan alle stemgerechtigden;
- Op 2 maart 2006 heeft de heer [Lijsttrekker], de toenmalige lijsttrekker van de VVD 30 volmachten overhandigd aan de burgemeester van [Gemeente]. Deze volmachten waren ondertekend door de volmachtgevers, maar niet door de gevolmachtigde. De heer [Lijsttrekker] had de volmachten van verdachte ontvangen;
- Op 7 maart 2006 zijn in de gemeente [Gemeente] gemeenteraadsverkiezingen gehouden.
Artikel Z8 van de Kieswet luidt:
"Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie."
Kern van deze zaak is de inhoud van het delictsbestanddeel 'bewegen'. In de parlementaire geschiedenis is ten aanzien van de strekking van artikel Z8 (destijds artikel Y8) van de Kieswet onder meer het volgende opgemerkt:
"De afgelopen gemeenteraadsverkiezingen hebben (..) onregelmatigheden aan het licht gebracht, in die zin, dat vertegenwoordigers van bepaalde politieke groeperingen kiezers bezochten met de vraag hun oproepingskaart af te geven, na deze - door middel van het plaatsen van een handtekening op de voorzijde van die kaart - te hebben omgezet in een volmachtlegitimatiekaart. Vervolgens zorgden de vertegenwoordigers van de politieke groeperingen ervoor, dat op de aldus ingezamelde oproepingskaarten de naam van een in hetzelfde stemdistrict als de volmachtgever woonachtige gemachtigde werd ingevuld, waarna de oproepingskaarten aan deze gemachtigden ter hand werden gesteld (twee per gemachtigde). (..) Deze handelswijze is in strijd met de aan de regeling ten grondslag liggende gedachte, dat het initiatief tot het verzoek om bij volmacht te stemmen en de keuze van de gemachtigde bij de kiezer behoort liggen. De in de Kieswet vervatte volmachtregeling is bedoeld om kiezers die feitelijk niet in staat zijn in persoon aan een verkiezing deel te nemen, maar daaraan toch hun stem niet willen onthouden, in de gelegenheid te stellen hun stem te laten uitbrengen door een door hen aangewezen gemachtigde. De volmachtregeling is niet bedoeld om groeperingen de gelegenheid te bieden de stembevoegdheid van kiesgerechtigden die om hen moverende redenen niet aan de verkiezing wensen deel te nemen, over te nemen en door een nader aan te wijzen derde te doen uitoefenen." (Kamerstukken II 1987-1988, 20264, nr. 3, p. 67)
Op grond van de strekking van artikel Z8 van de Kieswet dient het bestanddeel "bewegen" te worden opgevat als:
'het door middel van toespreken, argumenteren of gebruikmaking van concrete omstandigheden, daartoe leiden dat een ander een door de initiator beoogde gedraging of handeling verricht.' De Kieswet beoogt immers de mogelijkheid om bij volmacht te stemmen slechts in beperkte mate te openen, namelijk in die zin dat het initiatief tot afgifte van een volmacht moet liggen bij de volmachtgever en dat de volmachtgever dient te bepalen welk persoon voor haar of hem als gevolmachtigde optreedt.
Gelet hierop en gelet op de tekst voor het overige is het hof van oordeel dat de strafbepaling in artikel Z8 van de Kieswet beoogt te verbieden dat het initiatief tot het stemmen bij volmacht niet bij de kiezer ligt, maar bij een ander.
De in de tenlastelegging genoemde personen, met uitzondering van [Betrokkene 6], hebben zowel bij de politie als, in een later stadium, bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Grofweg en zeer verkort weergegeven houden de verklaringen bij de politie in dat het initiatief tot afgifte van de volmacht niet bij de kiezer lag, maar bij een ander, terwijl de verklaringen afgelegd bij de rechter-commissaris inhouden dat het initiatief tot afgifte lag bij de kiezer zelf.
Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat uitgegaan moet worden van de verklaringen die tegenover de rechter-commissaris zijn afgelegd.
De redenen daarvoor zijn de volgende.
Het hof stelt voorop dat er geen objectief bewijs is dat hetzij de verklaringen afgelegd bij de politie ondersteunt, hetzij die afgelegd bij de rechter-commissaris. Voorts stelt het hof voorop dat de inhoud van de verklaringen afgelegd bij de politie op zich beschouwd niet aannemelijker is dan de inhoud van de verklaringen afgelegd bij de rechter-commissaris.
De verklaringen bij de rechter-commissaris onderscheiden zich van de verklaringen bij de politie doordat zij onder ede zijn afgelegd, en voor zover nodig met behulp van een tolk. Voorts onderscheiden zij zich doordat uit hun reactie blijkt dat de getuigen toen wel het belang van de vragen beseften, terwijl uit de verklaringen bij de politie blijkt dat de vragen voor de getuigen nauwelijks in een context geplaatst zijn. Al met al zijn de verklaringen bij de rechter-commissaris met meer waarborgen tegen onjuistheden dan wel onvolledigheden tot stand gekomen dan de verklaringen afgelegd bij de politie.
Meer precies beschouwd houden de verklaringen van de in de tenlastelegging genoemde personen bij de rechter-commissaris - kort samengevat - het volgende in:
- [Betrokkene 1] heeft verklaard dat hij met [Voornaam verdachte][verdachte] (hof: verdachte) heeft gesproken over de verkiezingen. Voorts verklaart [Betrokkene 1]: "Ik heb toen aan [Voornaam verdachte] gevraagd of hij voor mij wilde stemmen. Het is niet zo dat [Voornaam verdachte] de kaart aan mij gevraagd heeft. Ik heb zelf dit voorstel gedaan."
- De verklaring van [Betrokkene 2] houdt slechts in dat hij zijn stempas op verzoek van een neef heeft ondertekend en aan hem heeft meegegeven. Deze neef van [Betrokkene 2] zou bevriend zijn met de broer van verdachte. Over enig initiatief van verdachte in zijn richting heeft [Betrokkene 2] niet verklaard.
- [Betrokkene 3] heeft verklaard dat hij toen hij hoorde dat [Voornaam verdachte] (hof: verdachte) op de lijst zou staan er aanleiding was om de stempas bij het restaurant van [Voornaam verdachte] af te geven. Daarbij heeft [Betrokkene 3] echter uitdrukkelijk verklaard: "Het was mijn eigen initiatief om mijn stem (...) aan [Voornaam verdachte] te geven."
- De verklaring van [Betrokkene 4] luidt: "[Voornaam verdachte] heeft mij gevraagd of ik ging stemmen. Ik ging dat niet doen omdat ik in die tijd ziek was. Ik heb toen mijn stempas aan hem meegegeven. Hij heeft mijn pas niet gevraagd. Ik heb hem uit mezelf aan hem gegeven."
- [Betrokkene 5] heeft verklaard dat hij op de dag van de verkiezingen geen tijd had om te gaan stemmen en dat hij zijn stempas vervolgens heeft afgegeven aan [Broer verdachte] (hof: de broer van verdachte). [Betrokkene 5] verklaart voorts dat niemand hem heeft gevraagd om de stempas af te geven en dat hij dit zelf uit vrije wil heeft gedaan.
- [Betrokkene 6] heeft alleen bij de politie verklaard. Daar gaf hij aan dat het initiatief tot afgifte van de volmacht bij hem lag.
- [Betrokkene 7] verklaart als volgt: "Toen ik met mijn zoon over de verkiezingen sprak, zei mijn zoon dat [verdachte] een goede man is en dat hij pro buitenlanders is. Ik heb toen gezegd dat als [verdachte] zou komen, hij mijn stempas zou krijgen. Op een gegeven moment is [verdachte] bij mij aan de deur geweest en toen heb ik hem mijn stempas afgegeven."
- [Betrokkene 8] verklaart dat hij uit zichzelf zijn stempas en de stempas van zijn vrouw aan [Voornaam verdachte] heeft gegeven. Dit omdat hij zelf geen tijd had om te gaan stemmen.
- [Betrokkene 9] heeft verklaard dat hij op de dag van de verkiezingen ziek was en dat hij [verdachte] heeft gebeld om zijn stemkaart op te halen teneinde voor hem een stem uit te brengen.
Uit bovenstaande verklaringen heeft het hof niet overtuigend de conclusie kunnen trekken dat buiten iedere redelijke twijfel is dat verdachte bovenstaande personen heeft benaderd teneinde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, af te geven. Uit bovenstaande verklaringen kan naar het oordeel van het hof slechts worden afgeleid dat het initiatief tot afgifte van de volmacht in belangrijke mate is uitgegaan van de volmachtgevers. Daarbij verdient vermelding dat, voor zover een verklaring anderszins zou kunnen worden uitgelegd, het nemen van een initiatief tot één enkel persoon niet tot bewezenverklaring van de in artikel Z8 van de Kieswet genoemde stelselmatigheid kan leiden.
Hoewel het hof het verweer met betrekking tot de partiële nietigheid van de dagvaarding heeft gehonoreerd, heeft het hof bij de beoordeling wel gewicht toegekend aan zich in het strafdossier bevindende verklaringen van niet bij name in de tenlastelegging genoemde personen (onder andere bijlagen 2, 3, 5, 7 t/m 19 en 22 bij het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer PL2341/06-004723). Naar het oordeel van het hof kan ook uit die verklaringen worden afgeleid dat het initiatief tot afgifte van de volmachten in belangrijke mate uitging van de volmachtgevers.
Het hof heeft - gelet op het bovenstaande - uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige verweren van de verdediging geen nadere bespreking.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig, voor zover deze betrekking heeft op de passage
'en/of een of meer andere perso(o)n(en)' in de vijfde en zesde regel van de tenlastelegging.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde voor het overige heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter,
mr. C.R.L.R.M. Ficq en mr. J.W. de Ruijter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. van der Heijden, griffier,
en op 9 april 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.