Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, dat:
- verdachte eind januari of begin februari 2006 in contact is gekomen met medeverdachte [naam medeverdachte], die hem vroeg of hij een schilderij van Vincent van Gogh dat in 1999 bij [naam eigenaar schilderij] [hierna te noemen: [naam eigenaar schilderij]] te ’s Hertogenbosch was gestolen, in Azië wilde verkopen;
- verdachte hierop aanvankelijk heeft gezegd dat hij dit niet durfde, omdat hij dit levensgevaarlijk vond, aangezien “je zwaar gestraft wordt, als je daarmee gepakt wordt”;
- medeverdachte [naam medeverdachte] verdachte heeft gezegd dat verdachte € 2.500,00 zou krijgen wanneer verdachte het schilderij zou weten te verkopen en dat degenen die het schilderij hadden er een bedrag van € 80.000,00 voor wilden ontvangen;
- verdachte contact heeft opgenomen met een vertrouwenspersoon, [naam vertrouwenspersoon], en hem heeft gevraagd wat hij het beste kon doen;
- verdachte [naam vertrouwenspersoon] heeft gevraagd of hij contact wilde opnemen met [naam vertrouwenspersoon] bekende personen van de Rotaryclub, omdat verdachte wist dat één van die personen bij [naam eigenaar schilderij] werkte;
- verdachte dacht dat hij mogelijk tipgeld zou ontvangen als hij ervoor zou zorgen dat het schilderij bij [naam eigenaar schilderij] terug zou komen;
- verdachte op 7 maart 2006 met [naam vertrouwenspersoon] bij [naam eigenaar schilderij] is geweest en daar met een aantal personen, waaronder [naam medewerker], over het schilderij heeft gesproken, waarbij verdachte heeft gezegd dat het schilderij hem in een kroeg was aangeboden en hij het schilderij aan [naam eigenaar schilderij] heeft aangeboden voor een bedrag van € 80.000,00 en heeft toegezegd een foto van het schilderij te kunnen bezorgen;
- [naam medewerker] kort na dit gesprek de politie heeft ingeschakeld, waarna een pseudokoper is ingezet;
- verdachte contact heeft opgenomen met medeverdachte [naam medeverdachte] met het verzoek een foto van het schilderij te regelen en [naam medeverdachte] hem kort nadien een tweetal foto’s van het schilderij heeft gegeven;
- verdachte, omdat [naam medewerker] hem maar niet belde, contact heeft opgenomen met die [naam medewerker], omdat hij niet wilde dat degenen die het schilderij hadden, het niet meer serieus zouden nemen;
- verdachte op 10 maart 2006 een ontmoeting heeft gehad met de pseudokoper, hem een foto van het schilderij heeft overhandigd en, na ruggespraak te hebben gehouden met medeverdachte [naam medeverdachte], de pseudokoper heeft toegezegd dat deze nog diezelfde avond het schilderij bij verdachte thuis zou kunnen zien;
- medeverdachte [naam medeverdachte] vervolgens verdachte heeft medegedeeld dat hij het niet meer vertrouwde en dat hij de afspraak van die avond wilde afzeggen en zelfs helemaal wilde stoppen met de voorgenomen verkoop;
- verdachte medeverdachte [naam medeverdachte] heeft kunnen overhalen de verkoop van het schilderij op zondag 12 maart 2006 toch doorgang te laten vinden;
- verdachte, na ruggespraak met medeverdachte [naam medeverdachte], met de pseudokoper afspraken heeft gemaakt over de overdracht van het schilderij en de koopsom;
- verdachte op 12 maart 2006 het schilderij, dat medeverdachte [naam medeverdachte] kort daarvoor op die dag naar de woning van verdachte te ’s Hertogenbosch had gebracht, in de woning van verdachte aan die pseudokoper voor een bedrag van € 80.000,00 heeft verkocht en overgedragen;
- verdachte direct na de verkoop en de overdracht van het schilderij zijn woning heeft verlaten, waarop hij na korte tijd door de politie is aangehouden;
- verdachte op het moment van zijn aanhouding het geldbedrag van € 80.000,00 bij zich had.