Parketnummer : 20-002316-06
Uitspraak : 29 januari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 mei 2006 in de strafzaak met parketnummer 01/001393-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats], [adres] A.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, waarbij verdachte ter zake van “Poging tot zware mishandeling” werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, zal bevestigen.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 januari 2006 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een fles heeft stukgeslagen en/of met die stuk geslagen fles die [naam slachtoffer] heeft geslagen, althans getracht te slaan en/of één of meerdere stekende bewegingen gemaakt met die stuk geslagen fles in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer], in elk geval in de richting van die [naam slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 januari 2006 te Oss opzettelijk mishandeld een persoon (te weten
[naam slachtoffer]), heeft geslagen met een kapotte fles, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 januari 2006 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een fles heeft stukgeslagen en met die stuk geslagen fles die [naam slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Van de zijde van de verdediging is kort samengevat aangevoerd dat de verklaringen van
[naam slachtoffer] en [getuige 1] niet tot het bewijs mogen worden gebezigd, omdat deze onbetrouwbaar zijn.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Nu de verklaringen van aangever [naam slachtoffer], voor zover hier van belang, bevestiging vinden in de zeer gedetailleerde verklaringen van de getuige [getuige 1], acht het hof de verklaringen van [naam slachtoffer] en [getuige 1] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op de omstandigheid dat [naam slachtoffer] ter terechtzitting in hoger beroep is gebleven bij zijn op 6 januari 2006 tegenover de politie afgelegde verklaring en ook overigens openheid van zaken heeft gegeven, te weten over het hanteren van een schroevendraaier. De omstandigheid dat [getuige 1] heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat [naam slachtoffer] op enig moment een schroevendraaier in zijn hand heeft gehad, doet naar het oordeel van het hof, gelet op snelheid waarmee het gebeuren zich heeft voltrokken en de omstandigheid dat [getuige 1] één en ander via een camera heeft waargenomen, aan de betrouwbaarheid van haar verklaring niet af. Het hof schuift de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen van de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4], gelet op het lacunaire karakter van deze verklaringen, terzijde. Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 45 (oud), eerste lid, van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 13 december 2007 reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld;
- het gewelddadige karakter van het bewezen verklaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45 (oud), 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het primair bewezen verklaarde oplevert:
Poging tot zware mishandeling.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door mr. H. Eijsenga, voorzitter, mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs en
mr. P.R. Feith,
in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier,
en op 29 januari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.R. Feith is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.