ECLI:NL:GHSHE:2008:BC3268

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C200600787/HE T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.J. Spoor
  • M. Venner-Lijten
  • A. Slootweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoeding studiekosten leraar OALT bij Signum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een leraar OALT (onderwijs allochtone levende talen) die eervol is ontslagen vanwege het opheffen van zijn functie. De leraar, hier aangeduid als [Appellant], stelt dat hem door zijn werkgever, Signum, is toegezegd dat de kosten van zijn opleiding tot leraar Frans volledig vergoed zouden worden. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [Appellant] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze toezegging, waarop hij in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft besloten om de getuigen opnieuw te horen en heeft [Appellant] toegelaten tot bewijslevering. De zaak betreft de vraag of Signum verplicht is om de studiekosten van [Appellant] te vergoeden, en of er daadwerkelijk een toezegging is gedaan door een vertegenwoordiger van Signum. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijsvoering en heeft een comparitie gelast om de mogelijkheid van een minnelijke schikking te onderzoeken. De uitspraak van het hof is gedaan op 29 januari 2008.

Uitspraak

C0600787/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
achtste kamer, van 29 januari 2008,
gewezen in de zaak van:
[Appellant],
wonende te ’s-Hertogenbosch,
appellant bij exploot van dagvaarding
van 19 juni 2006,
procureur: mr. P.A. Blaas,
tegen:
STICHTING SIGNUM,
gevestigd te Rosmalen,
gemeente ‘s-Hertogenbosch,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch sector kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 23 maart 2006 tussen appellant - [Appellant] - als eiser en geïntimeerde – Signum - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 409994, rolnr. 05- 5694)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 24 november 2005.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [Appellant] één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van zijn in hoger beroep beperkte vordering tot betaling van € 8.794,90, met veroordeling van Signum in de kosten van het geding.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Signum de grief bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De beoordeling
3.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
3.1.1. [Appellant] is van 13 november 1995 tot en met 31 juli 1996 en vervolgens vanaf 11 april 1998 tot 7 september 2004 bij Signum aangesteld geweest als leraar onderwijs in eigen taal en cultuur (hierna: oetc) voor Marokkaans. Voorheen werd deze functie “onderwijs allochtone levende talen” genoemd (OALT). Vanaf 1 augustus 2002 was hij als zodanig werkzaam bij de basisschool De Duizendpoot te [vestigingsplaats].
3.1.2. In de laatste akte van benoeming d.d. 28 oktober 2002, die voor akkoord is ondertekend door [Appellant], is vermeld dat op het dienstverband van toepassing zijn:
titel I, III en V van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel
de CAO-PO
de regeling werkgelegenheidsbeleid en afvloeiing als vermeld in artikel D4 en D5 van de CAO-PO.
3.1.3. Bij brief van 28 mei 2003 heeft de minister van Onderwijs en Wetenschappen aan de gemeenten en schoolbesturen (prod. 2 bij CvA) het volgende bericht:
“Het is mijn voornemen zo spoedig mogelijk nadat de Raad van State zijn advies heeft uitgebracht het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen, opdat de beëindiging van de bekostiging van OALT per 1-8-2004 kan plaatsvinden. Ik zal daarom op korte termijn het overleg starten met de sociale partners en de VNG over het noodzakelijke flankerende beleid dat gericht is op de opvang van de personele gevolgen van de beëindiging van de bekostiging.
(…) Gegeven de bovenstaande situatie adviseer ik u tijdig die maatregelen te treffen die horen bij een voorgenomen beëindiging van de bekostiging OALT met ingang van het schooljaar 2004-2005. Wat betreft de schoolbesturen verwijs ik naar de bepalingen in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, i.c. de artikelen I-P76 en I-P84 t/m I-P86 (Vaststelling formatie resp. verplichtingen, Opheffing betrekking en Voorwaarden scholingsplicht).
(…) Voor de goede orde wijs ik u in dit verband op een afspraak die ik met VNG heb gemaakt in het Convenant ten behoeve van een sociaal plan voor OALT-leraren (…) (Uitleg Gele Katern nr.9 van 2 april 2003). Deze afspraak houdt in dat de VNG zal bevorderen dat gemeenten op OALT-middelen die vrijvallen als gevolg van maatregelen uit het sociaal plan, geen nieuwe OALT-leraren (doen) aanstellen (…) maar deze middelen gebruiken om gewenste scholings- en/of ouplacementtrajecten voor OALT-leraren te bekostigen.”
3.1.4. In december 2004 hebben de Onderwijsbonden overeenstemming bereikt met de Minister over een Sociaal plan voor OALT-leraren. Bij besluit van de minister d.d. 6 maart 2004 (prod. 8 bij CvA) is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2004 van kracht de “Regeling bijdrage kosten personele gevolgen wegens beëindiging bekostiging oalt”. Volgens deze regeling, artikel 3, wordt aan de gemeente voor elk oalt-personeelslid een eenmalige subsidie verstrekt van € 5.000,-. Krachtens artikel 15 van deze regeling worden de “Subsidieregeling verbetering kwalificaties oalt-leraren 2002-2004”, PO/PJ-2002/9763, Gele katern, nummer 12 van 22 mei 2002 en de “Subsidieregeling outplacement leraren oalt 2002-2004”, Gele katern nummer 19 van 4 september 2002 ingetrokken. Die regelingen blijven wel van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de regeling.
3.1.5. [Appellant] heeft in het voorjaar van 2004 op kosten en op voorstel van Signum een outplacement traject gevolgd, waarvan de kosten € 5.020,23 beliepen.
3.1.6. [Appellant] is vanaf het begin van het schooljaar 2003/2004 een opleiding tot leraar Frans gaan volgen in [plaatsnaam].
3.2.1. Volgens [Appellant], in een door hem in de dagvaarding geciteerd schrijven van zijn raadsman aan Signum, hebben zowel de heer [X.], directeur van de Duizendpoot, als drs [Y.], lid van het college van bestuur van Signum, hem medegedeeld dat zijn studiekosten volledig zouden worden vergoed totdat hij die opleiding met succes zou hebben afgerond. Het hof begrijpt uit het tussenvonnis van 24 november 2005 in deze zaak, dat kennelijk door [Appellant] alleen nog beroep wordt gedaan op een toezegging van de heer [Y.]. Op die grond heeft hij in eerste aanleg, voorzover in hoger beroep relevant, en na vermindering van eis in hoger beroep, vergoeding van studiekosten gevorderd ten bedrage van € 8.044,90, alsmede buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van Signum in de proceskosten.
3.2.2. Signum heeft zich hiertegen verweerd en betwist een dergelijke toezegging te hebben gedaan. Volgens haar heeft drs [Y.] aan [Appellant] toegezegd dat Signum 50% van de kosten van het eerste studiejaar voor haar rekening zou nemen. Na het eerste studiejaar zou, afhankelijk van de studieresultaten van [Appellant], nader worden bezien of de verdere studie- kosten van [Appellant] voor vergoeding in aanmerking komen. Zij heeft uiteindelijk ruim € 4.000,- bijgedragen aan de studie- kosten van [Appellant], namelijk de helft van de kosten over het jaar 2003/2004 tot een bedrag van € 1.500,-, en een bedrag van € 2.500,- welk bedrag werd toegekend bij brief van 11 juni 2004 in het kader van de beëindiging van de dienstbetrekking.
3.2.3. De kantonrechter heeft [Appellant] bij tussenvonnis van 24 november 2005 toegelaten te bewijzen dat de heer [Y.] tijdens gezamenlijke of individuele bijeenkomsten heeft verklaard dat Signum de hele opleiding van [Appellant] tot leraar Frans zou betalen.
3.2.4. [Appellant] heeft als getuigen doen horen, zichzelf en de heren [Z.] en [A.], beiden oud-oalt leraren en oud-collega’s van [Appellant].
In de contra-enquête heeft Signum als getuigen doen horen de heren [Y.] en [X.] voornoemd en de heer [B.], beleidsmedewerker P&O van Signum.
3.2.5. In zijn eindvonnis waartegen dit hoger beroep is gericht, heeft de kantonrechter geoordeeld dat [Appellant] niet is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. Hiertegen komt de enige grief in hoger beroep op.
3.2.6. Het hof oordeelt het wenselijk de getuigen nogmaals te horen. Partijen zullen desgewenst ook andere getuigen of bewijsmiddelen naar voren kunnen brengen.
Het hof zal [Appellant] derhalve nogmaals, overeenkomstig zijn nadrukkelijk aanbod, toelaten tot het leveren van bewijs zoals door de kantonrechter opgedragen.
Tevens wil het hof nadere inlichtingen van partijen ontvangen. De daartoe te houden comparitie zal plaatsvinden na afloop van de bewijsvoering en zal tevens dienstbaar gemaakt worden aan het onderzoeken van de mogelijkheid van een minnelijke schikking.
Het hof wenst tevens van Signum een exemplaar te ontvangen van de CAO-PO zoals die luidde in 2004. Deze zal bij akte ter gelegenheid van de opgave van verhinderdata dienen te worden overgelegd.
3.2.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden tot na de bewijsvoering.
4. De uitspraak
Het hof:
beveelt Signum een exemplaar over te leggen van de CAO-PO;
laat [Appellant] toe te bewijzen dat de heer [Y.] tijdens gezamenlijke of individuele bijeenkomsten heeft verklaard dat Signum de hele opleiding van [Appellant] tot leraar Frans zou betalen;
bepaalt dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mevr. mr. E.J. Spoor als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 12 februari 2008 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op maandagen en woensdagen in de periode van 4 tot 12
weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de procureur van [Appellant] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Venner-Lijten, Spoor en Slootweg en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 29 januari 2008.