4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [geïntimeerde], geboren op [1946], is op 2 maart 1970 in dienst getreden bij een vennootschap van de Gentenaar Group. Vanaf 1 januari 1998 tot medio februari 2000 was [geïntimeerde] statutair directeur van Gentenaar Holding B.V.. Op 30 december 1999 is tussen de Gentenaar Group en GCA een "share purchase agreement" gesloten waarna op 11 februari 2000 de aandelen van de Gentenaar Group zijn overgedragen aan GCA.
b. De arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] met Gentenaar Holding B.V. is op verzoek van [geïntimeerde] bij beschikking van de rechtbank Breda van 17 mei 2002 ontbonden per 1 juli 2002. Daarbij is aan [geïntimeerde] ten laste van Gentenaar Holding BV een vergoeding toegekend van € 558.600,- bruto (prod. 1 inl. dagv.).
c. Partijen gaan er in dit geding vanuit dat GCA rechtsopvolger is van de vennootschap (of de vennootschappen) van de Gentenaar Group die aan [geïntimeerde] de pensioentoezeggingen heeft (hebben) gedaan die hierna worden vermeld. Het hof zal op dat uitgangspunt aansluiten en steeds GCA vermelden als degene die de hierna vermelde pensioentoezeggingen aan [geïntimeerde] heeft gedaan.
d. Met ingang van 1 maart 1985 heeft GCA aan [geïntimeerde] een pensioentoezegging gedaan, inhoudende een eindloonregeling, zoals is omschreven in de pensioenbrief, ondertekend door Gentenaar Tanktransport B.V. (prod. 2 inl. dagv.). Deze pensioentoezegging hield in dat [geïntimeerde] een aanspraak op ouderdomspensioen kreeg op basis van een opbouwpercentage van 1,75 per (dienst)jaar van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag (art. 2). Deze pensioengrondslag diende per 1 januari van elk jaar te worden vastgesteld en diende gelijk te zijn aan het op die datum voor [geïntimeerde] geldende jaarsalaris, verminderd met - kort gezegd - een franchise. Tevens was een aan het ouderdomspensioen gekoppeld weduwen- en wezenpensioen toegezegd.
e. Ter uitvoering van deze pensioentoezegging is door [geïntimeerde] een pensioenverzekeringsovereenkomst met Centraal Beheer gesloten overeenkomstig het bepaalde in art. 2, lid 1 sub a juncto lid 4 sub C Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW-C-verzekeringsovereenkomst).
f. Aan Centraal Beheer is tot en met 1994 doorgegeven dat [geïntimeerde] jaarsalaris f 80.000,- per jaar bedroeg. [geïntimeerde] heeft de salarisopgave zelf (mede) ondertekend (zie salarisopgave 1993: bijlage 1 bij prod. 15 inl. dagv.)
Op die basis heeft Centraal Beheer de premie berekend en in rekening gebracht.
g. Omdat [geïntimeerde] feitelijk een hoger salaris genoot, is op 5 januari 1995 aan Centraal Beheer een salariswijziging doorgegeven, waarbij met ingang van 1 januari 1995 als nieuw jaarsalaris een bedrag van f 133.380,- werd doorgegeven. De aanzienlijke premieverhoging die daarvan het gevolg was (zie prod. 5 inl. dagv.: brief d.d. 28 september 1995 aan Centraal Beheer) heeft ertoe geleid dat de directie van GCA (waaronder begrepen [geïntimeerde]) heeft besloten dat de te betalen (inhaal)premie te hoog was en dat het pensioen van [geïntimeerde] diende te worden berekend op basis van een gelijkblijvend salaris van f 80.000,- per jaar. GCA heeft dit bij brief d.d. 16 oktober 1995 aan Centraal Beheer bericht (bijlage 3 bij prod. 15 inl. dagv.).
h. Voorts heeft GCA besloten om de bestaande eindloonregeling te vervangen door een beschikbare premieregeling, zoals beschreven in de pensioenbrief d.d. 1 april 1997. [geïntimeerde] heeft deze pensioenbrief voor akkoord ondertekend (prod. 8 inl. dagv.). Deze beschikbare premieregeling is ingegaan op 1 april 1997 en is uitgevoerd door middel van een PSW-C-verzekeringsovereenkomst die [geïntimeerde] heeft gesloten met de verzekeraar Royal & Sun Alliance (R&S).
i. De met Centraal Beheer gesloten PSW-C-verzekeringsovereenkomst, gebaseerd op het pensioengevend jaarsalaris van f 80.000,- is gehandhaafd tot 1 januari 1998. Per 1 januari 1998 is deze verzekering premievrij gemaakt. De reservewaarde van deze verzekering is per 1 juni 1998 vastgesteld op f 174.021,- en nadien overgemaakt aan R&S (prod. 10 inl. dagv.).
Het pensioengevend jaarsalaris van [geïntimeerde], dat per 1 januari 1995 f 133.380,- bedroeg, was in 1997 gestegen tot een bedrag van f 170.000,- (zie concl. d.d. 23 juni 2004 na tussenvonnis).