Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 147638/HA ZA 06-1856)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
in aanmerking nemende
Philips N.V. ontkent dat [betrokkene 5] en [appellant] in september 1982 overeenstemming zouden hebben bereikt over een compensatieregeling voor het niet doorgaan van de overdracht van de aandelen in [taxatie- en expertisebureau] B.V. Niet juist is dat [betrokkene 6] en [betrokkene 5] op 23 september 1982 het bestaan van de overeenkomst aan het Philips Pensioenfonds zouden hebben gemeld. Er is niet sprake van een overeenkomst, maar van een besluit tot een eenzijdige toezegging. NPB (niet Philips N.V.) heeft in het kader van de tweede arbeidsovereenkomst destijds aan [appellant] toegezegd dat hij wat betreft de berekening van zijn pensioen vijf extra dienstjaren zou krijgen, zulks onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat [appellant] tot zijn pensioengerechtigde leeftijd (60 jaar) bij NPB in dienst zou blijven. Deze voorwaardelijke toezegging is vastgelegd in de brief van het Pensioenfonds aan [appellant] d.d. 4 oktober 1982. Blijkens het petitum van de dagvaarding vordert [appellant] wel degelijk de vestiging van een stamrecht, aldus Philips N.V.