ECLI:NL:GHSHE:2007:BD6463

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K07/0270
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv over mishandeling door politieagenten tijdens aanhouding

In deze zaak gaat het om een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster tegen de beslissing van de officier van justitie te Maastricht om de betrokken politieagenten niet te vervolgen voor mishandeling. Klaagster heeft op 11 januari 2007 aangifte gedaan van mishandeling door de politieagenten tijdens haar aanhouding. De officier van justitie heeft op 13 april 2007 aan klaagster medegedeeld dat de zaak niet zal worden vervolgd, omdat de politieambtenaren niet als verdachten zijn aangemerkt. Hierop heeft klaagster op 11 juni 2007 een klaagschrift ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin zij verzocht om de vervolging van de agenten te bevelen.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 16 oktober 2007 is klaagster niet verschenen, maar de advocaat-generaal heeft het hof geadviseerd het beklag af te wijzen. Klaagster stelt dat zij tijdens haar aanhouding door de politieagenten is mishandeld, wat heeft geleid tot pijn en letsel, waaronder een verwonding aan de linkerelleboog en nekletsel. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in het dossier beoordeeld, waaronder verklaringen van getuigen en de agenten zelf. De agenten hebben verklaard dat zij klaagster wilden aanhouden voor eerdere mishandelingen en dat zij geen geweld hebben gebruikt tijdens de aanhouding.

Het hof concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor strafbare feiten door de beklaagden. Het hof is van oordeel dat verder onderzoek niet zal leiden tot nieuw bewijs. Daarom heeft het hof het beklag afgewezen, waarbij het de beslissing op 13 november 2007 heeft genomen.

Uitspraak

K07/0270
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 13 november 2007 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
(klaagster),
wonende te Kerkrade,
hierna te noemen: klaagster,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. G.A.M.F. Spera, advocaat te Heerlen,
over de beslissing van de officier van justitie te Maastricht tot het niet vervolgen van:
(beklaagde 1),
(beklaagde 2),
(beklaagde 3)
en
(beklaagde 4),
allen werkzaam als agent bij de politie te Kerkrade
hierna te noemen: beklaagden,
wegens mishandeling.
De feitelijke gang van zaken.
Op 11 januari 2007 heeft klaagster aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagden.
Op 13 april 2007 is door de hoofdofficier van justitie aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat de betrokken politieambtenaren niet als verdachten zijn aangemerkt.
Hierop is namens klaagster bij schrijven van 11 juni 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 11 juni 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 10 augustus 2007 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 16 oktober 2007 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klaagster is, met kennisgeving daarvan, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klaagster stelt dat beklaagden, politieagenten, haar bij haar aanhouding hebben mishandeld door haar vast te pakken en mee te sleuren, alsmede haar hardhandig handboeien om te doen en haar, bij het plaatsen in het dienstvoertuig, bij haar nek te grijpen en naar binnen te duwen, als gevolg waarvan klaagster pijn heeft ondervonden en letsel, in de vorm van een verwonding aan de linkerelleboog, nekletsel en diverse blauwe plekken, heeft bekomen. Het dossier bevat enkele foto’s waarop blauwe plekken te zien zijn. Door de mishandeling zou er bloed op het laminaat en een lederen stoel in de woning van klaagster zijn terechtgekomen.
(beklaagde 1) en (beklaagde 2) hebben verklaard dat zij klaagster – die zij ambtshalve kenden – wilden aanhouden voor door haar gepleegde mishandelingen eerder die avond, waarbij zij opmerken dat klaagster zich bij aanhoudingen over het algemeen recalcitrant pleegt te gedragen. Toen klaagster de deur opende, werd haar medegedeeld dat zij aangehouden was, waarop zij werd vastgepakt en meegenomen. Hierbij betraden zij niet de woning van klaagster, maar zij trokken haar wel aan haar armen naar buiten. Vervolgens namen zij klaagster, die zich hevig verzette, mee de galerij af naar beneden. Met enige moeite lukte het om klaagster in de dienstauto te krijgen. Benadrukt wordt dat er geen geweld werd gebruikt door beklaagden.
(beklaagde 3) en (beklaagde 4) hebben eender verklaard met betrekking tot de wijze van aanhouding en dat de woning niet is betreden. Klaagster verzette zich hevig bij haar aanhouding en het brengen naar het dienstvoertuig, om welke reden besloten werd haar de transportboeien aan te doen. Dit geschiedde hardhandig, gelet op het verzet zijdens klaagster. In de dienstauto bleef klaagster zich hevig verzetten door onder andere tegen de bestuurdersstoel te trappen.
Officier van dienst (betrokkene) heeft verklaard over de wijze waarop klaagster zich hevig verzette tijdens het geleiden van haar woning naar het dienstvoertuig en dat hij (beklaagde 2) en (beklaagde 4) beval klaagster de transportboeien om te doen, aangezien zij zich hevig verzette.
Twee getuigen, die tijdens de aanhouding bij klaagster in de woning waren, hebben een verklaring afgelegd. Over vermeend mishandelen door beklaagden kunnen zij niets verklaren.
Het hof acht, gelet op de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van een of meer strafbare feiten aanwezig om de vervolging van beklaagden te bevelen. Voorts mag naar het oordeel van het hof niet verwacht worden dat verder onderzoek nader bewijs zal opleveren.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. A.R.O. Mooy, als voorzitter,
mrs. K. van der Meijde en F.J.M. Walstock, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier.
op 13 november 2007.