ECLI:NL:GHSHE:2007:BD0801

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 103.000.961
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. Bod
  • S. Slootweg
  • K. Koster-Vaags
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbericht inzake pensioenfinanciering en aanspraken

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2007, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over pensioenfinanciering. De appellant, wonende te [plaats], heeft een aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 62.701,- ingediend, maar het hof oordeelt dat de overgelegde stukken onvoldoende inzicht bieden in de totstandkoming van deze aanspraak. De geïntimeerde, handelend onder de naam [BEDRIJF], heeft daartegenover een beoordeling van Pensioenpoint Nederland B.V. overgelegd, waaruit blijkt dat de berekening van de appellant niet voldoende onderbouwd is. Het hof heeft besloten dat deskundige voorlichting noodzakelijk is en dat partijen zich kunnen uitlaten over de deskundige(n) die benoemd moeten worden.

Het hof is voornemens de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van de appellant te brengen. De vragen die aan de deskundige(n) voorgelegd zullen worden, betreffen de financiering van het verschil tussen de opgebouwde tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen en de reeds gefinancierde aanspraak, evenals de aanspraak op weduwenpensioen. Het hof verwijst naar eerdere tussenarresten voor de uitgangspunten die gehanteerd moeten worden.

De procedure is voortgevloeid uit eerdere tussenarresten van 4 juli 2006 en 3 april 2007, waarin het hof al eerder heeft geoordeeld over de aanspraken van de partijen. De appellant heeft in de gelegenheid gesteld om de berekening van het door hem gevraagde bedrag inzichtelijk te maken, maar het hof concludeert dat dit niet is gebeurd. De zaak wordt verwezen naar de rol van 15 januari 2008 voor verdere uitlating van partijen, waarbij iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

typ. CB
rolnr. C0401098/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
achtste kamer, van 18 december 2007,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats], [gemeente],
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
procureur: mr. T.W.H.M. Weller,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
handelend onder de naam [BEDRIJF],
wonende te [plaats], [gemeente],
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in voorwaardelijk incidenteel appel,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 4 juli 2006 en 3 april 2007 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo onder nummer 112801/CV EXPL 03-2400 gewezen vonnis van 30 juni 2004.
10. Het tussenarrest van 3 april 2007
Bij genoemd arrest is de zaak verwezen naar de rol teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten en is iedere verdere beslissing aangehouden.
11. Het verdere verloop van de procedure
[appellant] heeft een akte nadere uitlating en overlegging producties voorzien van 3 producties genomen waarna [geïntimeerde] een antwoordakte nadere uitlating en overlegging productie, voorzien van één productie heeft genomen.
Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
12. De verdere beoordeling
in principaal en incidenteel appel
12.1 Het hof heeft in voormeld tussenarrest vastgesteld dat het tekort in de financiering van de premievrije aanspraak van € 10.759,- door [appellant] is begroot op € 62.701,- per 11 juli 2006 en door [geïntimeerde] - kennelijk - is begroot op € 19.658,- per 1 juli 2003 terwijl [appellant] geen inzicht geeft in de vraag hoe het door hem genoemde bedrag tot stand is gekomen. Het hof heeft daarop [appellant] in de gelegenheid gesteld de berekening van dit bedrag inzichtelijk te maken en te onderbouwen waarna [geïntimeerde] kon reageren.
12.1.1 [appellant] heeft daarop bij akte een faxbericht van Allianz van 19 april 2007 en de voor de berekening van de affinancieringskoopsom gebruikte offerte van 11 juli 2006 overgelegd met de mededeling dat uit die brief eenduidig de berekening en onderbouwing van het genoemde bedrag van € 62.701,- blijkt.
12.1.2 [geïntimeerde] heeft daartegenover een op haar verzoek opgestelde beoordeling van 5 juli 2007 van Pensioenpoint Nederland B.V. overgelegd. Zij heeft daaruit geconcludeerd dat [appellant] het door hem gestelde bedrag van € 62.701,- niet voldoende inzichtelijk heeft berekend en dat meer subsidiair geldt dat het te financieren tekort per 1 juli 2003 € 19.658,- is.
[geïntimeerde] heeft voorts gesteld dat het hof in het tussenarrest van 3 april 2007 is teruggekomen van hetgeen in het tussenarrest van 4 juli 2006 is overwogen en dat dit tot gevolg heeft dat bij een ongewijzigde voortzetting van de pensioenopbouw de (als gevolg van de door [appellant] gemaakte keuzes) geleden beleggingsverliezen thans door de tussentijdse beëindiging van het dienstverband voor rekening van [geïntimeerde] in plaats van voor [appellant] zouden zijn. Mede gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval acht [geïntimeerde] dat gevolg naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarnaast heeft het hof ten onrechte het standpunt van [appellant] overgenomen dat [appellant] niet gehouden was toestemming aan [geïntimeerde] te vragen voor het wijzigen van het beleggingsprofiel zonder rekening te houden met het daartegen ingebrachte verweer, aldus [geïntimeerde].
12.2 Het hof oordeelt dat de door [appellant] overgelegde stukken onvoldoende inzicht bieden in de totstandkoming van de door hem gestelde aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 62.701,- mede gezien het daartegen door [geïntimeerde] gevoerde verweer. Dit maakt dat deskundige voorlichting thans noodzakelijk is.
12.3 Het hof is voorshands van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één actuarieel deskundige aan wie het hof voornemens is de volgende vragen ter beantwoording voor te leggen:
- welk bedrag is benodigd voor de financiering van het verschil tussen de op de ontslagdatum (1 juli 2003) opgebouwde tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen ad € 10.759,- en de op de ontslagdatum reeds gefinancierde aanspraak van [appellant] op ouderdomspensioen ad € 4.301,- per 1 juli 2003?
- hoe groot is de aanspraak van [appellant] op weduwenpensioen en welk bedrag is benodigd voor de financiering daarvan eveneens per 1 juli 2003?
Het hof verwijst voor de te hanteren uitgangspunten naar de in deze zaak gewezen tussenarresten.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over aantal, deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
Het hof is voornemens de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van [appellant] te brengen.
12.4 Voor wat de klacht van [geïntimeerde] betreft, dat het hof ten onrechte in het tussenarrest van 3 april 2007 heeft overwogen dat [appellant] blijkens het overgelegde aanvraagformulier niet gehouden was toestemming aan [geïntimeerde] te vragen voor het wijzigen van het beleggingsprofiel (omdat het hof aldus oordelend zou zijn voorbijgegaan aan hetgeen zij in de memorie van antwoord van 24 mei 2005 onder 5.2.2 had gesteld) wijst het hof op het in het eerdere tussenarrest van 4 juli 2006 onder 4.3.4 blz. 9 laatste alinea reeds uitgesproken oordeel. Het hof ziet grond noch mogelijkheid daarop terug te komen.
12.5 Het hof heeft voorts in het tussenarrest van 3 april 2007 uitgelegd hoe het hof tot het voortschrijdend inzicht is gekomen dat een lagere aanspraak dan de beoogde per pensioendatum, die een gevolg is van de gekozen beleggingsconstructie, niet kan worden vastgesteld. In hetgeen [geïntimeerde] vervolgens heeft aangevoerd ziet het hof geen grond voor een ander oordeel. Het hof verwerpt voorts het standpunt van [geïntimeerde] dat de omstandigheden van het geval meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij, [geïntimeerde], de beleggingsverliezen die het gevolg zijn van de door [appellant] gemaakte keuzes voor haar rekening moet nemen.
12.6 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
13. De uitspraak
Het hof:
op het principaal en incidenteel appel
verwijst de zaak naar de rol van 15 januari 2008 voor uitlating partijen als hiervoor in overweging 12.3 bedoeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, Slootweg en Koster-Vaags en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 18 december 2007.