ECLI:NL:GHSHE:2007:BC1232

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000866-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H.J.M. Mertens - Steeghs
  • F. van Es
  • G.D. Noordijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter te Eindhoven. De verdachte was beschuldigd van het gebruik van harddrugs (heroïne) op de openbare weg en het in bezit hebben van voorwerpen ten behoeve van dat gebruik. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een hechtenisstraf van twee dagen.

Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. De kennisgeving van bekeuring, die als bewijsstuk was ingediend, voldeed niet aan de vereisten van het Wetboek van Strafvordering. Het proces-verbaal was niet ondertekend door de verbalisant en bevatte geen duidelijke verwijzing naar de waarnemingen die de basis vormden voor de bekeuring.

Het hof concludeerde dat de kennisgeving van bekeuring en het elektronische proces-verbaal niet als bewijs konden dienen, omdat ze niet voldeden aan de wettelijke eisen. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen en vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende en wettige bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen die betrekking hebben op drugsovertredingen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte vrijgesproken, waarbij het vonnis van de kantonrechter niet verenigbaar was met de beslissing van het hof.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000866-07
Uitspraak : 28 december 2007
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Eindhoven van 16 februari 2007 in de strafzaak met parketnummer 01-710736-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een hechtenisstraf voor de duur van 2 dagen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 23 november 2005 te Eindhoven, op of aan de weg, Piazza, althans op of aan een weg, of in een voor het publiek toegankelijk gebouw, harddrugs (heroïne) heeft gebruikt en/of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen, te weten heroïne en/of zilverpapier en/of een rietje, openlijk voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan wordt vrijgesproken.
In het dossier bevindt zich een kennisgeving van bekeuring, zijnde een voorbedrukt formulier dat ingevuld dient te worden. Als gedraging vermeldt de kennisgeving: “harddrugs gebruiken op de openbare weg”.
Dit document is door de ambtenaar ondertekend en gedagtekend, waarbij het hokje ambtseed is aangevinkt. Na de ondertekening vermeldt het document onder het kopje surveillancerapport, de naam en voorletter van de rapporteur. Daarbij is niet vermeld of rapporteur opsporingsambtenaar is.
Als verklaring van de verdachte is, onder de ondertekening van de rapporteur, vermeld: “Ik was heroïne aan het roken, men noemt dit chinezen. Betreft een puntje heroïne”.
Op de achterzijde van het surveillancerapport staat naast het kopje Opmerking ambtenaar:
Zag ik dat verdachte in een telefooncel bezig was met het roken van harddrugs, heroïne. Bevond zich op de openbare weg. Ik zag dat verdachte een zilverpapier vasthield met hierop heroïne en dat rookte middels een rietje (chinezen). Heroïne wordt warm gestookt en de damp wordt opgerookt.
Deze tekst is niet van een handtekening voorzien, noch bevat de voorzijde van de kennisgeving van bekeuring een verwijzing naar de tekst op de achterzijde op grond waarvan geacht kan worden dat de tekst op de achterzijde valt onder de handtekening van de rapporteur.
Dit stuk kan dan ook niet worden aangemerkt als een proces-verbaal als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van de regiopolitie, waarin wordt gemeld dat [naam verbalisant] opsporingsambtenaar is. Blijkens de mededeling onder dat proces-verbaal, dat het een elektronische invoer conform het bijgaande concept proces-verbaal (eerdergenoemde kennisgeving van bekeuring) betreft, is dit proces-verbaal, hoewel het dit wel suggereert, niet persoonlijk door [naam verbalisant] opgemaakt. Evenmin is het door hem ondertekend. Derhalve kan niet worden gezegd dat het voldoet aan de vereisten van artikel 153, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en kan dit stuk evenmin worden aangemerkt als een proces-verbaal als bedoeld in genoemd artikel 344, eerste lid onder 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Naar het oordeel van het hof zijn de kennisgeving van bekeuring en het naar aanleiding daarvan door middel van elektronische invoer tot stand gekomen, als zodanig door de politieorganisatie gekwalificeerd, proces-verbaal, ook niet tezamen, als een proces-verbaal, als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 2 van het Wetboek van Strafvordering, waaraan de bewijskracht toekomt dat verdachte het tenlastegelegde feit begaan heeft, aan te merken.
Het hof is van oordeel dat de kennisgeving van bekeuring en het proces-verbaal de bewijswaarde hebben van een ander geschrift in de zin van art. 344 lid 1 onder 5 Wetboek van Strafvordering met dien verstande dat ze niet als twee afzonderlijke geschriften tot het bewijs kunnen worden gebezigd nu het elektronische proces-verbaal op geen enkele wijze de waarneming van de ambtenaar die de kennisgeving van bekeuring heeft opgemaakt ondersteunt en het uitsluitend een afgeleide is van de kennisgeving van bekeuring.
Aldus kan het tenlastegelegde feit alleen bewezen worden indien er naast de kennisgeving van bekeuring en het elektronische proces-verbaal bewijs van het tenlastegelegde voorhanden is. Dergelijk ander bewijs is er niet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. G.D. Noordijk,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 28 december 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Noordijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.