ECLI:NL:GHSHE:2007:BC1230

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000865-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H.J.M. Mertens - Steeghs
  • F. van Es
  • G.D. Noordijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter te Eindhoven. De verdachte was beschuldigd van het gebruik van harddrugs en het openlijk voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen, waaronder heroïne en cocaïne, op of omstreeks 21 februari 2006 te Eindhoven. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsvoering niet voldeed aan de wettelijke eisen. De oproeping en het proces-verbaal, die door de politie waren opgemaakt, werden als onvoldoende bewijs beschouwd. Het hof oordeelde dat de oproeping niet de vereiste redenen van wetenschap bevatte en dat het proces-verbaal niet persoonlijk door de verbalisant was ondertekend. Hierdoor ontbrak het aan voldoende wettige bewijsmiddelen om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak dat processtukken voldoen aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000865-07
Uitspraak : 28 december 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Eindhoven van 16 februari 2007 in de strafzaak met parketnummer 01-711585-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een hechtenisstraf voor de duur van 2 dagen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 februari 2006 te Eindhoven, op of aan de weg, de Nieuwstraat, harddrugs heeft gebruikt en/of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen (heroïne en of cocaïne) openlijk voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan wordt vrijgesproken.
In het dossier bevindt zich een oproeping, zijnde een voorbedrukt formulier dat ingevuld dient te worden. Als gedraging vermeldt de oproeping: “op de weg voor publiek harddrugs gebruiken, toedienen, voorbereiden of voorwerpen voorhanden hebben”. Bij deze gedraging zijn geen redenen van wetenschap vermeld.
Dit document is door de ambtenaar ondertekend en gedagtekend, waarbij het hokje ambtsbelofte is aangevinkt. Na de ondertekening vermeldt het document onder het kopje surveillancerapport, een niet leesbare naam en voorletter van de rapporteur. Daarbij is niet vermeld of rapporteur opsporingsambtenaar is.
Als verklaring van de verdachte is, onder de handtekening van rapporteur, vermeld: “dicht bolletje cocaïne voorhanden”.
Op de achterzijde van het surveillancerapport staat naast het kopje Opmerking ambtenaar:
“Ve had een wit bolletje in haar handen. Ze verklaarde zelf dat het cocaïne was. Verdachte zat in portiek samen met andere drugsgebruikers”. Ook hier zijn geen redenen van wetenschap vermeld.
Deze tekst is niet van een handtekening voorzien, noch bevat de voorzijde van de oproeping een verwijzing naar de tekst op de achterzijde op grond waarvan geacht kan worden dat de tekst op de achterzijde valt onder de handtekening van de rapporteur.
Dit stuk kan dan ook niet worden aangemerkt als een proces-verbaal als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van de regiopolitie, waarin wordt gemeld dat [naam verbalisant] opsporingsambtenaar is. Blijkens de mededeling onder dat proces-verbaal, dat het een elektronische invoer conform het bijgaande concept proces-verbaal (eerdergenoemd oproeping / surveillancerapport) betreft, is dit proces-verbaal, hoewel het dit wel suggereert, niet persoonlijk door [naam verbalisant] opgemaakt. Evenmin is het door hem ondertekend. Bovendien bevat dit document wel redenen van wetenschap, terwijl die in de oproeping/het surveillancerapport niet zijn vermeld. Derhalve kan niet worden gezegd dat het voldoet aan de vereisten van artikel 153, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en kan dit stuk evenmin worden aangemerkt als een proces-verbaal als bedoeld in genoemd artikel 344, eerste lid onder 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Naar het oordeel van het hof zijn de oproeping en het naar aanleiding daarvan door middel van elektronische invoer tot stand gekomen, als zodanig door de politieorganisatie gekwalificeerd, proces-verbaal, ook niet tezamen, als één proces-verbaal, als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 2 van het Wetboek van Strafvordering, waaraan de bewijskracht toekomt dat verdachte het tenlastegelegde feit begaan heeft, aan te merken.
Het hof is van oordeel dat de oproeping en het proces-verbaal de bewijswaarde hebben van een ander geschrift in de zin van art. 344 lid 1 onder 5 Wetboek van Strafvordering met dien verstande dat ze niet als twee afzonderlijke geschriften tot het bewijs kunnen worden gebezigd nu het elektronische proces-verbaal op geen enkele wijze de waarneming van de ambtenaar die de oproeping heeft opgemaakt ondersteunt en het uitsluitend een afgeleide is van de oproeping.
Aldus kan het tenlastegelegde feit alleen bewezen worden indien er naast de oproeping en het elektronische proces-verbaal bewijs van het tenlastegelegde voorhanden is. Dergelijk ander bewijs is er niet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. G.D. Noordijk,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 28 december 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Noordijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.