ECLI:NL:GHSHE:2007:BB7471
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- B.F. de Poorter
- F. van Beuge
- H.P. Vonhögen
- Rechtspraak.nl
Klacht ex artikel 12 Sv. betreffende mishandeling en openlijke geweldpleging door een hoofdagent van politie
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2007 uitspraak gedaan over een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager tegen de beslissing van de officier van justitie te Breda om niet over te gaan tot vervolging van een hoofdagent van politie wegens (zware) mishandeling en openlijke geweldpleging. Klager had op 17 november 2006 aangifte gedaan van mishandeling door de beklaagde, maar de officier van justitie besloot op 27 november 2006 dat er niet vervolgd zou worden, omdat het feit meer dan een jaar geleden had plaatsgevonden. Klager diende daarop op 28 februari 2007 een klaagschrift in bij het hof, waarin hij verzocht om de vervolging te bevelen.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 25 juni 2007 was klager niet verschenen, maar zijn advocaat was aanwezig. De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag af te wijzen. Het hof heeft vervolgens op 23 juli 2007 besloten om de beklaagde op te roepen voor een hoorzitting. De beklaagde heeft verklaard dat hij tijdens de aanhouding van klager niet heeft geslagen, maar dat hij wel een trap heeft gegeven toen klager op de grond lag. Beklaagde 2 verklaarde dat hij klager een trap in de zij heeft gegeven omdat klager niet reageerde op het bevel om op de grond te gaan liggen.
Het hof heeft in zijn beoordeling overwogen dat, hoewel het in beginsel bewijsbaar is dat de hoofdagent zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, de omstandigheden rondom het incident, zoals het gedrag van klager en het feit dat hij aanvankelijk geen aangifte wilde doen, van belang zijn voor de vraag of vervolging opportuun is. Uiteindelijk heeft het hof besloten het beklag af te wijzen, omdat het niet opportuun werd geacht om tot vervolging over te gaan.