ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6590
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- H. Eijsenga
- J.H.J.M. Mertens-Steeghs
- F. van Es
- Rechtspraak.nl
Ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit strafbare feiten
In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 oktober 2006. De zaak betreft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof moest beoordelen of de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten uit strafbare feiten. De veroordeelde, geboren in 1976 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstallen en andere strafbare feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel werd berekend, liep van 1 januari 2003 tot en met 23 maart 2004. Het hof concludeerde dat de veroordeelde in deze periode geen legale inkomsten had en dat hij geen vermogen bezat. De belastingdienst bevestigde dat de veroordeelde over de jaren 2001 tot en met 2004 geen inkomsten had opgegeven.
Het hof heeft een kasopstelling gemaakt van de uitgaven van de veroordeelde en vastgesteld dat deze uitgaven, die in totaal € 162.126,- bedroegen, aan de veroordeelde konden worden toegerekend. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de kosten van levensonderhoud, die op € 1.000,- per maand werden geschat. De veroordeelde had geen legale inkomsten of vermogen om deze uitgaven te dekken, wat leidde tot de conclusie dat het bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden aangemerkt.
De rechtbank had eerder een hoger bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en het bedrag op € 162.126,- vastgesteld. De veroordeelde werd verplicht om een bedrag van € 158.833,- aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de vordering van de advocaat-generaal in deze zaak bevestigd.