ECLI:NL:GHSHE:2007:BB5174
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- M.J.H.J. De Vries - Leemans
- D.J.H.M. Dieben
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 september 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding na de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verzoeker was zowel in eerste aanleg als in hoger beroep veroordeeld, maar de Hoge Raad had het Openbaar Ministerie in cassatie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging vanwege een verkorting van de verjaringstermijn bij overtredingen. Het hof oordeelde dat er gronden voor toekenning van schadevergoeding aanwezig waren op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het verzoek om schadevergoeding werd op 11 september 2007 in het openbaar behandeld. De raadsman van de verzoeker was aanwezig en heeft de kosten van rechtsbijstand en het opstellen van het verzoekschrift toegelicht. Het hof concludeerde dat de opgegeven kosten, die goed waren onderbouwd met een declaratie, niet als bovenmatig konden worden aangemerkt. Voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak in eerste aanleg, in hoger beroep en in cassatie werd een bedrag van EUR 2.656,04 voor vergoeding in aanmerking genomen. Daarnaast werd een standaardvergoeding van EUR 455,-- toegekend voor het opstellen en de mondelinge behandeling van het verzoekschrift.
Het hof kende uiteindelijk een totale schadevergoeding van EUR 3.111,04 toe aan de verzoeker, ten laste van de Staat. De beslissing werd genomen door de voorzitter van de meervoudige strafkamer, mr. M.J.H.J. De Vries - Leemans, in aanwezigheid van griffier mr. D.J.H.M. Dieben. Het hof benadrukte dat de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet betekende dat er een oordeel over de schuld of onschuld van de verzoeker kon worden gegeven, en dat de gemaakte kosten voor rechtsbijstand vergoed dienden te worden, ongeacht de uitkomst van de strafzaak.