Parketnummer : 20-004061-06
Uitspraak : 28 augustus 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 november 2006, parketnummer 01-850307-06 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 01-850402-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1941],
wonende te [woonplaats][plaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- verdachte zal veroordelen ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
- verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden zal opleggen;
- verdachte een taakstraf voor de duur van tachtig uren subsidiair veertig dagen hechtenis zal opleggen ;
- de tenuitvoerlegging zal gelasten van de bij vonnis van de politierechter d.d. 17 januari 2006 onder parketnummer 01/850402-05 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met omzetting naar 28 uren werkstraf subsidiair 14 dagen hechtenis;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] zal toewijzen tot een bedrag van
EUR 900,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 mei 2006 te [plaats] de man en/of de kinderen van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 1] een metalen pin voorgehouden en/of daarbij, althans vervolgens, die [benadeelde 1] de woorden toegevoegd: "Ik sla die man zijn hersens in" en/of "Die kinderen moeten van mijn inrit afblijven anders sla ik ze de kop in en daar hoort die kleine van drie jaar ook bij", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of voornoemde [benadeelde 2] de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, tegen haar kop en/of benen aan zal slaan, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 mei 2006 te [plaats] opzettelijk [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd, door toen daar (telkens) opzettelijk beledigend
- die [benadeelde 3], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling toe te voegen dat die [benadeelde 3] een arme sloeber is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 4] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling toe te voegen dat die [benadeelde 4] laaggeschoold is en/of dat die [benadeelde 4] een hoer is, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of daarbij, althans vervolgens, pornografische lectuur aan die [benadeelde 4] te laten zien en/of die [benadeelde 4] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling toe te voegen dat de vader van die [benadeelde 4] zo weinig verstand had dat hij met een touwtje zijn hersens bij elkaar moest houden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 2] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling toe te voegen dat de man van die [benadeelde 2] een verrekkeling en/of lamlul en/of nietsnut is en/of dat de man van die [benadeelde 2] alleen maar zes jong had gemaakt en/of dat die jong niets waard waren en/of dat die [benadeelde 2] niet met haar grote tieten voor het raam moest gaan staan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 voor wat betreft de bedreiging van de man en/of de kinderen van [benadeelde 1] en van [benadeelde 2], alsook hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd. In het dossier bevinden zich hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. In het bijzonder vinden de verklaringen van de respectievelijke aangevers [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 2] geen of onvoldoende steun in enige andere bewijsmiddelen.
Voorzover de bedreiging onder 1 (direct) was gericht tegen de man en de kinderen van
[benadeelde 1], heeft het hof niet kunnen vaststellen of deze bedreigingen genoemde man en kinderen ook hebben bereikt, zodat ook te dien aanzien onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
Verdachte zal derhalve van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 2 mei 2006 te [plaats]
[benadeelde 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 1] de woorden toegevoegd: "Die kinderen moeten van mijn inrit afblijven anders sla ik ze de kop in en daar hoort die kleine van drie jaar ook bij", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van verdachte betoogd - voorzover hier van belang - dat er in het dossier onvoldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling van verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde te komen. De aangifte van [benadeelde 1] vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [benadeelde 1] voldoende steun vindt in de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep. Verdachte heeft immers verklaard dat hij ruzie heeft gehad met die [benadeelde 1] en haar man, dat hij haar heeft gezegd 'die kleine moet uit mijn hof blijven' en dat haar kinderen van zijn grond moesten blijven.
De aangifte van die [benadeelde 1] stemt derhalve op relevante onderdelen overeen met de verklaring van verdachte, waarbij het hof geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte dat hij geen bedreigende uitlatingen heeft gedaan.
Het verweer van de raadsvrouwe wordt verworpen.
Voorts overweegt het hof dat de uitlatingen van verdachte weliswaar gericht waren tot de kinderen van die [benadeelde 1], maar dat deze uitlatingen van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden gedaan zijn dat deze in het algemeen vrees kunnen opwekken. Het hof betrekt in haar overweging de omstandigheden dat de kinderen van die [benadeelde 1] van zeer jonge leeftijd waren ten tijde van de uitlatingen, dat verdachte dit blijkens zijn uitlatingen wist en dat verdachte zijn uitlatingen tot die [benadeelde 1] heeft gericht met de kennelijke bedoeling - gelet op de inhoud van die uitlatingen - haar, als moeder van de kinderen, onder druk te zetten en in haar vrijheid te belemmeren.
Nu bescherming van de persoonlijke vrijheid, in het bijzonder het voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door een bedreiging met een ernstig misdrijf, het belang is dat artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht - mede gelet op de titel waaronder dit artikel ressorteert - beoogt te beschermen en ook de tekst van dat artikel "met zware mishandeling" daarvoor voldoende ruimte laat, valt de bedreiging door verdachte in casu naar het oordeel van het hof onder de reikwijdte van dit artikel.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 3.044,38. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 900,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De vordering duurt voorzover zij is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch van
21 september 2006, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch van 17 januari 2006 onder parketnummer 01-850402-05 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar handelen heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is.
Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, een taakstraf, in de vorm van een werkstraf gelasten voor het hierna te vermelden aantal uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Bedreiging met zware mishandeling.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Gelast - in plaats van tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch van 17 januari 2006 onder parketnummer 01-850402-05 aan veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken - een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. G.P.M.F. Mols,
in tegenwoordigheid van mr. D.J.H.M. Dieben, griffier,
en op 28 augustus 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.