ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2825

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003368-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was aangeklaagd voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval op 5 februari 2006, waarbij zij naar eigen zeggen niet betrokken was. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou bevestigen, maar het hof oordeelde anders.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de datum van het ongeval haar identiteit niet heeft kenbaar gemaakt aan de slachtoffers of hun vertegenwoordigers. Bovendien is gebleken dat zij aan de passagierskant van de auto is ingestapt en geen aanwijzingen heeft gegeven over het rijden van haar echtgenoot, die de bestuurder was. Er was geen bewijs dat zij op enige wijze betrokken was bij het wegrijden van de auto na het ongeval.

Gelet op deze omstandigheden concludeerde het hof dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de verdachte aan te merken als 'betrokkene' in de zin van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof benadrukte dat de wetgeving is bedoeld om de identificatie van betrokkenen te waarborgen voor mogelijke civielrechtelijke aansprakelijkheid. Aangezien de verdachte niet civielrechtelijk bij het ongeval betrokken was, kon zij niet als betrokkene worden aangemerkt.

Daarom heeft het hof het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, dhr. A.J.H.M. van Baast, en mr. H. Harmsen was niet in staat het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003368-06
Uitspraak : 24 juli 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 6 september 2006 in de strafzaak met parketnummer 02-700757-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 05 februari 2006 te [plaats], betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [locatie], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan (een) ander(en) (te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2]) letsel en/of schade was toegebracht;
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd, en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Vaststaat dat verdachte niet op de in de tenlastelegging genoemde datum en plaats haar identiteit kenbaar heeft gemaakt aan de slachtoffers van het ongeval noch aan een vertegenwoordiger van hen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat verdachte voorafgaande aan het ongeval aan de passagierskant van de auto is ingestapt. Niet is gebleken dat zij op enigerlei wijze aanwijzingen heeft gegeven met betrekking tot het rijden van haar echtgenoot, de bestuurder van de auto. Evenmin is gebleken dat zij zich op andere wijze heeft bemoeid met het rijden van de auto. Voorts is niet gebleken dat verdachte op enig moment voordat haar echtgenoot na het ongeval met de auto wegreed, met hem heeft besproken dat hij en/of zij weg zouden gaan van die plaats van het ongeval zonder de gegevens te verstrekken waar artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 aan refereert. Evenmin is gebleken dat zij op andere wijze haar man heeft gestimuleerd weg te gaan. Derhalve ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten om verdachte aan te merken als 'betrokkene' in de zin van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof vindt steun voor dit oordeel in de aard en strekking van voornoemde bepaling, die er mede op ziet de identificatie van betrokkenen te verzekeren ten behoeve van een mogelijke uit het ongeval voortvloeiende civielrechtelijke aansprakelijkheid. Nu verdachte niet in civielrechtelijke zin bij het ongeval is betrokken geraakt, verzet de strekking van voornoemde bepaling zich er eveneens tegen verdachte als betrokkene aan te merken.
Verdachte wordt derhalve vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. A. de Lange en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend,
in tegenwoordigheid van dhr. A.J.H.M. van Baast, griffier,
en op 24 juli 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. Harmsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.