ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2001
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- J.P.F. Rijken
- B.F. de Poorter
- A.M.G. Smit
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten voor rechtsbijstand na afgewezen beklag ex. art. 12 Sv.
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 maart 2007 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand vroeg op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker had zijn verzoek ingediend na een sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie op 13 december 2004, maar deed dit pas op 12 mei 2006, wat te laat was volgens de wettelijke termijn van drie maanden. Het hof oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek voor de periode waarin hij als verdachte was aangemerkt, omdat hij niet tijdig had gereageerd op de sepotbeslissing.
Daarnaast overwoog het hof dat de regeling voor vergoeding van kosten in de beklagprocedure, zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering, niet voorziet in een vergoeding voor rechtsbijstand. Het hof concludeerde dat er geen wettelijke grondslag was voor de toekenning van de gevraagde vergoeding voor de kosten van de advocaat in de beklagprocedure.
De advocaat-generaal had in zijn schriftelijk verslag aangegeven dat verzoeker in zijn verzoek niet ontvankelijk moest worden verklaard, en het hof volgde dit standpunt. De beslissing van het hof was dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, zowel voor de periode als verdachte als voor de periode in de beklagprocedure.