Parketnummer: 20-004829-06
Uitspraak : 28 juni 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 21 december 2006 in de strafzaak met parketnummer 02-811999-05 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 1 Gev. te Vught.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, waarbij verdachte ter zake van diefstal met geweld werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij aan verdachte werd opgelegd de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot onderscheidenlijk een bedrag van EUR 208.720,-- en EUR 5.000,-- en waarbij de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] werden toegewezen respectievelijk tot die bedragen, zal bevestigen met verbetering van de bewijsvoering en met dien verstande dat het hof een beslissing zal nemen omtrent het beslag en te dien aanzien opnieuw rechtdoende:
- het inbeslaggenomen pistool zal onttrekken aan het verkeer;
- de teruggave aan verdachte zal gelasten van de inbeslaggenomen portemonnee en de zich daarin bevindende pasfoto en oude abonnementen;
- de teruggave zal gelasten aan de rechthebbende van de zich in die portemonnee bevindende identiteitskaart, rijbewijs en bankpassen.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 december 2005 te Oosterhout tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 208.720,- euro, althans enig geldbedrag en/of vijf bankpassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [betrokkene], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- het (bedrijfs)pand (van de [benadeelde partij 1]) is/zijn binnengegaan met (een) (bivak)muts(en) op/over zijn/hun hoofd, althans onherkenbaar het (bedrijfs)pand (van de [benadeelde partij 1]) is/zijn binnengegaan en/of - die [benadeelde partij 2] en/of [betrokkene] een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen(s) gelijkend€ voorwerp(en), heeft/hebben voorgehouden/getoond en/of
- die [benadeelde partij 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen zijn lichaam en/of hoofd heeft/hebben geduwd/gezet en/of
- die [benadeelde partij 2] (onder dreiging van dat/een vuurwapen, althans dat/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) de/een kluisruimte en/of de (zich in die ruimte bevindende) kluis heeft/hebben laten openen en/of
- die [benadeelde partij 2] en/of [betrokkene] (met behulp van plastic tie-rips) heeft/hebben gekneveld.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 december 2005 te Oosterhout tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 208.720,- euro en vijf bankpassen, toebehorende aan de [benadeelde partij 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en [betrokkene], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
- het bedrijfspand van de [benadeelde partij 1] zijn binnengegaan met bivakmutsen over hun hoofd, en die [benadeelde partij 2] en [betrokkene] vuurwapens hebben getoond en
- die [benadeelde partij 2] een vuurwapen tegen zijn lichaam en hoofd hebben gezet en
- die [benadeelde partij 2] onder dreiging van dat vuurwapen de kluisruimte en de zich in die ruimte bevindende kluis hebben laten openen en
- die [benadeelde partij 2] en [betrokkene] met behulp van plastic tie-rips hebben gekneveld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat hij die overval niet heeft gepleegd.
Het hof overweegt dienaangaande het navolgende.
i.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn de navolgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen:
- op de ochtend van 21 december 2005 vond er een gewapende overval plaats op een filiaal van de [benadeelde partij 1] te Oosterhout;
- drie met bivakmutsen gemaskerde daders zijn toen de bank binnengedrongen op het moment dat deze door medewerkers werd geopend; tenminste twee van hen waren gewapend met een pistool;
- binnen in de bank werd kantoormanager [benadeelde partij 2] onder bedreiging met vuurwapens gedwongen de kluisruimte te openen;
- [benadeelde partij 2] en een medewerkster, genaamd [betrokkene], werden met 'tie-rips' gekneveld;
- vervolgens werden er door de daders geldbedragen tot een totaal van EUR 208.720,-- en/of bankpassen uit de kluis weggenomen en zijn de daders in een gereedstaande vluchtauto - een zwarte Alfa Romeo - van de plaats delict weggevlucht;
- uiteindelijk werd op 28 augustus 2006 verdachte terzake van deze overval buiten heterdaad aangehouden.
ii.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie Midden en West Brabant, d.d. 21 december 2005, PL 2044/05-340476, blijkt dat verbalisanten kort nadat het tenlastegelegde feit was gepleegd nabij de plaats delict - te weten: op de rijbaan van de Heuvel te Oosterhout voor de [benadeelde partij 1] en op de plaats waar volgens getuigen de vluchtauto had gestaan - een zwarte portemonnee hebben aangetroffen, welke portemonnee, ondanks dat het op die bewuste dag miezerde, nog geheel droog was. (p. 96 van het dossier van politie met dossiernummer PL2050/06-011538; de hiernavolgende verwijzingen naar paginanummers hebben telkens betrekking op dit dossier)
Uit het proces-verbaal van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek (hierna: Unit FTO) van de regiopolitie Midden en West Brabant, d.d. 10 januari 2006, PL2044/05-340476 blijkt dat deze portemonnee een aantal bescheiden bevatte, o.a. een rijbewijs, bankpasjes en een identiteitsbewijs, welke bescheiden op naam stonden van verdachte. (p. 65)
Voorts blijkt uit dit proces-verbaal dat medewerkers van de Unit FTO binnen in de bank tie-rips hebben aangetroffen waarmee de medewerkers waren gekneveld en dat zij een pistool, dat na de overval achtergelaten bleek te zijn, hebben veiliggesteld (p. 65); ten slotte is in dat proces-verbaal gerelateerd dat van de kolf van dat vuurwapen middels een geurdoek een geurmonster is genomen ten behoeve van een later af te nemen geuridentificatieproef. (p. 65)
Naar aanleiding van de aangetroffen portemonnee en de zich daarin bevindende bankpasjes op naam van verdachte, werd een vordering verstrekking gegevens (als bedoeld in artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering) aangevraagd en verkregen van alle geldtransacties van het bij een van die pasjes behorend rekeningnummer, te weten: [rekeningnummer] bij de [bank].
(p. 298 en 300)
Uit het vervolgens door de [bank] verstrekte rekeningoverzicht blijkt dat door verdachte op 20 december 2005 bij de bouwmarkt Karwei te 's-Hertogenbosch een pinbetaling was verricht (p. 33) ten behoeve van - zo bleek na onderzoek - de aanschaf van tie-rips; uit nader onderzoek bleek vervolgens dat die door de verdachte aangeschafte tie-rips in kleur en afmetingen overeenkomst vertoonden met de tie-rips die bij de overval waren gebruikt om de bankmedewerkers mee te knevelen. (p. 37 en 149)
Door de afdeling Hondenbrigade van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond is ten slotte op 30 augustus 2006 een geuridentificatieproef uitgevoerd op het door de Unit FTO middels een geurdoek veiliggestelde geurmonster afkomstig van de kolfplaat van het in de [benadeelde partij 1] aangetroffen vuurwapen. Uit die geuridentificatieproef kwam als conclusie dat er een geurovereenkomst bestond tussen dat geurmonster en de geurdragers die ten behoeve van de proef door de verdachte waren vastgehouden. (p. 139)
iii.
Ter adstructie van zijn bovenweergegeven standpunt heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de dag vóór de overval in 's-Hertogenbosch in een zwarte Alfa Romeo had gezeten, omdat hij een zich daarin bevindende laptop wilde stelen. Hij heeft toen tevens een andere in die auto liggende tas geopend en zag dat daarin, behalve wat gereedschap, een vuurwapen zat. Hij heeft dat vuurwapen enkele ogenblikken vastgehouden en toen weer teruggedaan in die tas. Ergens gedurende de tijd dat hij in die auto was, heeft hij naar alle waarschijnlijkheid zijn portemonnee verloren.
Verdachte heeft vervolgens de mogelijkheid geopperd dat met deze personenauto de volgende dag in Oosterhout, de tenlastegelegde overval is gepleegd en voorts dat de werkelijke daders bij gelegenheid van die overval zijn portemonnee voor de bank hebben gelegd om de politie op een dwaalspoor te brengen uit wraak voor het door hem, verdachte, stelen van hun laptop.
iv.
In het licht van hetgeen het hof hierboven onder i. en ii. heeft overwogen, hecht het aan de evenvermelde stellingen van de verdachte geen enkel geloof; de door hem daarmede verbonden suggestie nopens handelingen, die derden met zijn portemonnee zouden hebben verricht, dient dan ook als volstrekt onwaarschijnlijk van de hand te worden gewezen.
v.
Daarbij heeft het hof nog in aanmerking genomen dat de verdachte in het voorbereidend onderzoek wisselende verklaringen heeft afgelegd, in die zin dat hij zijn verklaring heeft bijgesteld naarmate hem nieuwe gegevens uit het opsporingsonderzoek werden voorgehouden.
Zo heeft hij bijvoorbeeld met betrekking tot de meergenoemde portemonnee aanvankelijk verklaard dat hij die al in november verloren was; later, nadat hem was voorgehouden dat was gebleken dat hij op 20 december 2005 een betaling had verricht met een pinpas die zich in die portemonnee bevond, heeft hij verklaard dat hij zijn portemonnee was verloren in de zwarte Alfa Romeo in 's-Hertogenbosch op 20 december 2005.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte als uitleg voor die wisselende verklaringen gesteld, dat hij aanvankelijk bang was van diefstal van een laptop verdacht te worden. Het hof acht dat evenwel een volstrekt onaannemelijke uitleg, nu toch de verdachte bij gelegenheid van zijn eerste verhoor was kenbaar gemaakt dat hij van een veel zwaarder misdrijf (te weten: de onderhavige bankoverval) werd verdacht. Binnen de door de verdachte betrokken stelling had het dan ook veel meer voor de hand gelegen dat hij die veel zwaardere verdenking aanstonds zou hebben getracht te ontzenuwen aan de hand van de door hem gestelde enkele diefstal.
vi.
Op grond van de onder i. en ii. weergegeven feiten en omstandigheden, ontleend aan de daarbij telkens vermelde wettige bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, alsmede de omstandigheid dat verdachte - zoals onder iv. en v. overwogen - voor de daaruit voortvloeiende redengevendheid geen ontzenuwende verklaring heeft kunnen geven, heeft het hof de overtuiging bekomen en acht het bijgevolg bewezen dat verdachte één van de daders is geweest van de op 21 december 2005 gepleegde overval op de [benadeelde partij 1] te Oosterhout.
vii.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht iuncto artikel 312, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder 2°, van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregelen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen op een gewelddadige en efficiënte wijze de [benadeelde partij 1] van geldbedragen tot een aanzienlijk totaal beroofd, waarbij zij de medewerkers hebben bedreigd met geweld en ook daadwerkelijk geweld op hen hebben uitgeoefend. Dit (dreigen met) geweld bestond uit het dreigen met vuurwapens, het plaatsen van een vuurwapen tegen het lichaam en het hoofd van een bankmedewerker en het ten slotte knevelen van die medewerkers met tie-rips.
Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen als gevolg van een dergelijk delict nog langdurig last hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid.
De beroving vond plaats tussen half negen en negen uur in de ochtend.
Dergelijke gewelddadige delicten, gepleegd in het publieke domein, zijn feiten waardoor de rechtsorde zeer ernstig is geschokt en die in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen.
Ten slotte is aan de [benadeelde partij 1] als gevolg van het bewezen verklaarde feit aanzienlijke financiële schade toegebracht.
Verdachte heeft zich van het bovenstaande kennelijk geen enkele rekenschap gegeven doch slechts gehandeld met het oog op financieel gewin.
Mede op grond van het bovenstaande kan naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is tevens rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten voordele van verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 mei 2007 nog niet eerder terzake van een soortgelijk feit is veroordeeld.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
1.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [benadeelde partij 1], wonende te [adres], [woonplaats] als gevolg van het bewezen verklaarde feit, materiële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 208.720,--.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 208.720,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer (met bepaling dat indien en voorzover een mededader van verdachte aan de verplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd).
2.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [benadeelde partij 2], wonende te [adres], [woonplaats] als gevolg van het bewezen verklaarde feit, immateriële schade heeft geleden, die het hof naar billijkheid begroot op EUR 5.000,--
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 5.000,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer (met bepaling dat indien en voorzover een mededader van verdachte aan de verplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd).
Vordering van de benadeelde partijen
1.
[benadeelde partij 1], wonende te [adres], [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten belope van EUR 242.956,--. Deze vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 208.720,--.
De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade.
De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
[benadeelde partij 2], wonende te [adres], [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten belope van EUR 5.075,--. Deze vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 5.000,--.
De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht, dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. De verdachte heeft de hoogte van de vordering betwist. Naar maatstaven van billijkheid begroot het hof deze schade op EUR 5.000,--. Tot dit bedrag dient de vordering te worden toegewezen.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en/of vorderingen:
Het hof zal bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Het hof zal voorts bepalen dat indien en voorzover de/een mededader(s) van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft/hebben gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover de/een mededader(s) van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft/hebben gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Beslag
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven pistool, kl: zilver, Tokarev M57, kaliber 7.62, met behulp waarvan het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- 1.00 STK Pistool, KL: Zilver, Tokarev M57, kaliber 7.62.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- 1.00 STK Identiteitsbewijs, ten name van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], aangetroffen op het trottoir voor [benadeelde partij 1], Heuvel, Oosterhout;
- 1.00 STK Rijbewijs, ten name van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- 1.00 STK Abonnement, Kl: rose, OV Studentenkaart 2005 op naam van [verdachte];
- 1.00 STK Abonnement, Kl: rose, OV Studentenkaart 2006 op naam van [verdachte];
- 1.00 STK Bankpas, Kl: blauw, [bank], giropas ten name van [verdachte], rekeningnummer [rekeningnummer];
- 1.00 STK Pas, Kl: blauw, [bank], chippas, op naam van [verdachte], rekeningnummer [rekeningnummer].
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde partij 1], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 208.720,00 (tweehonderdachtduizend zevenhonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 260 (tweehonderdzestig) dagen hechtenis.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde partij 2], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 208.720,00 (tweehonderdachtduizend zevenhonderdtwintig euro).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro).
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en/of vorderingen:
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Bepaalt dat indien en voorzover het slachtoffer door verdachtes mededaders dan wel één of meer hunner schadeloos is gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat indien en voorzover verdachtes mededaders dan wel één of meer hunner de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. H.D. Bergkotte, voorzitter,
mr. J.P.F. Rijken en mr. J.B.H.M. Simmelink,
in tegenwoordigheid van mr. C.P.J. Scheele, griffier,
en op 28 juni 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.B.H.M. Simmelink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.