4.2. Het gaat in dit geschil om het volgende.
(a) [geïntimeerden] heeft op 16 januari 2001 van [naam 1] het perceel aan de [adres] te [plaats] gekocht. Op het perceel ligt een woning en een bijgebouw, dat aanvankelijk een schuur was en in 1996 is omgebouwd tot garage. Toen is ook een aan de zijde van de [straat] overstekende dakrand aangebracht en een over de [straat] uitstekende dakgoot; de onderkant van de dakgoot ligt op ongeveer 2,40 m.
(b) Het eerste gedeelte van de [straat] wordt omsloten door percelen die eigendom zijn van [eigenaar 1], [eigenaar 2], [eigenaar 3] en [appellanten] (laatstgenoemde woont in het perceel [adres 2]), terwijl aan dit eerste gedeelte ook een drietal garages ligt dat door de familie [appellanten] aan derden is verhuurd.
Dit eerste gedeelte van de [straat] mondt tussen de percelen van [eigenaar 1] en [eigenaar 2] door uit in de Kerkstraat, een openbare weg.
Aan het einde van dit eerste gedeelte van de [straat], ter hoogte van de woning van [geïntimeerden], maakt de steeg een bocht van 90 graden en loopt deze verder als een pad.
De [straat] is zowel voor wat betreft het eerste gedeelte als voor wat betreft het latere, smalle deel openbaar toegankelijk als kerkpad.
(c) Genoemd eerste gedeelte van de [straat] is grotendeels eigendom van [appellanten], terwijl ook stroken daarvan eigendom zijn van eerdergenoemde [eigenaar 1] resp. van eerdergenoemde [eigenaar 3].
(d) Volgens het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan], vastgesteld bij besluit van 30 maart 1978, heeft de [straat] gedeeltelijk de bestemming verkeersdoeleinden en gedeeltelijk de bestemming tuin. Voorbij de woning van [geïntimeerden] staan in de [straat] twee paaltjes waardoor de doorgang voor ander verkeer dan voetgangers wordt belemmerd.
(e) [geïntimeerden] heeft eind 2002 zijn woning met garage aan derden te koop aangeboden. De koop is afgeketst om redenen die verband houden met onduidelijkheid over (beperkingen in) het gebruik van de [straat] door [geïntimeerden].
(f) Bij besluit van 17 oktober 2006 hebben burgemeester en wethouders van [gemeente] onder meer een bouwvergunning verleend aan de Stichting Radio-omroep [gemeente] voor het oprichten van een radiostudio in een bijgebouw van de woning aan de [adres 2] te [plaats]. In het besluit is onder meer als overweging opgenomen:
"Het perceel [adres 2] te [plaats] biedt voldoende mogelijkheden om te parkeren. Zo voldoet het plan aan de parkeernorm die door de bouwverordening worden bepaald. Tijdens de hoorzitting is zowel door de initiatiefnemer als de eigenaar van de studio bevestigd, dat wordt geparkeerd op het bouwperceel en niet in de [straat].
De [straat] is qua inrichting en omvang geen weg voor doorgaand gemotoriseerd verkeer. Vanaf de oostzijde is deze straat immers niet bereikbaar voor auto's en vrachtverkeer. Voor dit soort verkeer is de [straat] uitsluitend een toegangsweg voor de aldaar gelegen woningen. Laden en lossen is toegestaan, echter parkeren niet. Hiermee zou immers de toegang tot deze woningen zwaar gehinderd worden en dit is niet toegestaan."