ECLI:NL:GHSHE:2007:BA3666

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000771-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot wederrechtelijke toe-eigening en vrijspraak in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, stond de verdachte terecht voor de poging tot wederrechtelijke toe-eigening van goederen uit woningen in Esch, gemeente Haaren, op 27 oktober 2005. De verdachte werd beschuldigd van het binnendringen in de woningen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met het oogmerk om geld en/of goederen weg te nemen. Het hof heeft de gedragingen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat het enkele binnentreden in de woningen niet voldoende was om het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te bewijzen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij met de intentie om te stelen de woningen was binnengedrongen.

Het hof overwoog dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners van groot belang is en dat de verdachte, door zonder toestemming de woningen binnen te treden, inbreuk maakte op deze bescherming. De verdachte had verklaard op zoek te zijn naar oud ijzer, maar het hof oordeelde dat dit niet rechtvaardigde dat hij zich in de woningen bevond zonder toestemming van de bewoners. De vrijspraak werd onderbouwd door het gebrek aan bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om te stelen, en de omstandigheden waaronder hij de woningen binnenging werden als onvoldoende beschouwd om tot een veroordeling te komen.

Uiteindelijk werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van wederrechtelijk binnendringen in de woning van [slachtoffer 2]. Het hof legde een gevangenisstraf van twee weken op, die niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. De beslissing van het hof was gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000771-06
Uitspraak : 16 maart 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 februari 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-840618-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
wonende te [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van honderdvijftig uren, subsidiair vijfenzeventig dagen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1.
op of omstreeks 27 oktober 2005 te Esch, gemeente Haaren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de Leunisdijk aldaar weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbende) die woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 27 oktober 2005 te Esch, gemeente Haaren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten de Leunisdijk 3 en in gebruik bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en / of zijn mededader(s);
2.
op of omstreeks 27 oktober 2005 te Esch, gemeente Haaren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan De Ruiting aldaar weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),(zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbende) die woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 27 oktober 2005 te Esch, gemeente Haaren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten De Ruiting 4 en in gebruik bij [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en / of zijn mededader(s).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van de vrijspraak van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
Naar het oordeel van het hof zijn de gedragingen van verdachte zoals die zijn komen vast te staan tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van voornoemde ten laste gelegde feiten. Het enkele binnentreden in een woning is daartoe onvoldoende, nu verder niets blijkt waaruit het oogmerk van poging tot wederrechtelijke toe-eigening kan worden afgeleid.
Ten aanzien van de vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet vastgesteld kunnen worden, dat de woning is binnengetreden tegen de verklaarde wil van de bewoner. De enkele omstandigheid dat verdachte in de woning nabij de open schuifpui van de woning is aangetroffen is daartoe, naar het oordeel van het hof, onvoldoende.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 27 oktober 2005 te Esch, gemeente Haaren, tezamen en in vereniging met een ander wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten De Ruiting 4 en in gebruik bij [slachtoffer 2]
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof overweegt voorts dat artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht erop is gericht het belang van een ongestoord genot van de eigen woning te beschermen en daarmee de persoonlijke levenssfeer van de bewoner(s). Verdachte heeft aangegeven dat hij op zoek was naar oud ijzer en dat hij om die reden de bewoner van de betrokken woning wilde benaderen. Aangezien niemand gehoor gaf, is hij samen met de medeverdachte die woning tot in de (bij)keuken binnengegaan. Het hof acht zulks in de gegeven omstandigheden niet geoorloofd.
Nu verdachte en de medeverdachte - gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep -in een voor hen vreemd huis kennelijk zonder voorkennis van de rechthebbende en anders dan ten gevolge van een vergissing zich zodanig ver - en langer dan nodig om vast te stellen of er bewoners aanwezig waren - in de woning van [slachtoffer 2] hebben begeven, heeft zich - naar het oordeel van het hof - een situatie voorgedaan die, gelet op het beschermde belang, beschouwd moet worden als het wederrechtelijk binnendringen van deze woning, nu dit gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheid geschiedde tegen de onmiskenbare wil van de bewoner.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 47 van voornoemd wetboek.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Met oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Nu het hof minder bewezen heeft verklaard, dan waarvan de advocaat-generaal in zijn vordering van uit is gegaan komt het hof tot oplegging van een straf die afwijkt van datgene dat door het openbaar ministerie gevorderd is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. C.R.L.R.M. Ficq,
in tegenwoordigheid van mr. C.C. Lemmers, griffier,
en op 16 maart 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.