ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ8676
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- C.H.W.M. Sterk
- C.R.L.R.M. Ficq
- J.W. de Ruijter
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van de akte intrekking hoger beroep bij onjuiste voorstelling van zaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De verdachte, geboren in 1973 en thans verblijvende in P.I. Amsterdam, had een akte tot intrekking van zijn hoger beroep ondertekend na een mededeling van het Bureau Sociale Dienst (BSD) dat hij in aanmerking zou komen voor plaatsing in een halfopen inrichting, mits het vonnis onherroepelijk zou worden. De verdachte heeft geprobeerd zijn raadsman te bereiken om advies te vragen, maar dit is niet gelukt. Vervolgens heeft hij de machtiging tot intrekking verleend, wat leidde tot de opmaak van de akte intrekking hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot intrekking is afgegeven op basis van een onjuiste voorstelling van zaken. Echter, het hof oordeelt dat deze dwaling niet onverschoonbaar is, omdat de verdachte de bijstand van een raadsman had. De verdachte had de mogelijkheid om zijn beslissing uit te stellen tot hij zijn raadsman had geraadpleegd, maar heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Het hof verwerpt de stelling van de raadsman dat het BSD had moeten aangeven dat de verdachte pas na advies van zijn raadsman een beslissing mocht nemen. Het hof concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die tot een ander oordeel kunnen leiden.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank Roermond in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsgeldigheid en de verantwoordelijkheden van de verdachte in het proces van intrekking van hoger beroep.