ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ8561

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0501470
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geluidsoverlast tussen buren en de zorgvuldigheidseisen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2007 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende geluidsoverlast tussen buren. Appellant, eigenaar van een woning sinds 1983, klaagt over geluidsoverlast van geïntimeerden, die hun woning in 1999 hebben betrokken. De woningen zijn historische panden die naast elkaar zijn gebouwd. Appellant heeft in 2004 een akoestisch onderzoek laten uitvoeren, waaruit bleek dat de geluidisolatie voldeed aan de minimale eisen van het Bouwbesluit. Ondanks dit onderzoek blijft appellant geluidsoverlast ervaren, vooral 's nachts, en verzoekt hij om een nieuw onderzoek naar de geluidshinder. Geïntimeerden weigeren hieraan mee te werken, wat appellant als misbruik van recht aanmerkt.

Het hof oordeelt dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van geluidsoverlast die in strijd zijn met de zorgvuldigheid die buren jegens elkaar in acht moeten nemen. De verklaringen van getuigen zijn niet specifiek genoeg en de geluidsoverlast is niet objectief vastgesteld. Het hof concludeert dat er geen reden is om te veronderstellen dat geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld, en dat de weigering om mee te werken aan een nieuw onderzoek niet onredelijk is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die de vordering van appellant had afgewezen, en veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

typ. LD
rolnr. KG C0501470/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
Zesde kamer, van 30 januari 2007,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats], [gemeente],
appellant bij exploot van dagvaarding van 12 oktober 2005,
procureur: mr. A.J. Aldenhoven,
tegen:
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
beiden wonende te [plaats], [gemeente],
geïntimeerden bij gemeld exploot,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 15 september 2005 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerden - gezamenlijk [geïntimeerden] en afzonderlijk respectievelijk [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] - als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 129088/KG ZA 05474)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] onder overlegging van producties twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van de vordering, zoals weergegeven bij memorie van grieven.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] onder overlegging van producties de grieven bestreden.
2.3. [appellant] heeft vervolgens een akte genomen.
2.4. Partijen hebben vervolgens hun zaak doen bepleiten, [geïntimeerden] aan de hand van een pleitnota, waarna partijen - na een periode van vijftien dagen in verband met een mogelijke schikking - de gedingstukken hebben overgelegd en arrest hebben gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen staat het volgende vast.
a. [appellant] is sedert 1983 eigenaar/bewoner van de woning aan [adres 1] te [plaats 1].
b. [geïntimeerden] is sedert 1999 eigenaar/bewoner van de woning aan [adres 2] te [plaats 1].
c. Deze beide woningen zijn historische panden, gelegen in de stadskern van [plaats 1]. De woningen liggen naast elkaar en zijn tegen elkaar aan gebouwd.
d. In 2002 heeft [geïntimeerden] zijn woning gerenoveerd en de benedenverdieping, die voorheen een winkelruimte was, verbouwd tot onder meer woonkamer en eetkamer.
e. [geïntimeerde sub 1] bewoonde deze woning met [geïntimeerde sub 2] en hun kinderen. Op enig moment in 2006 zijn [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gescheiden en bewoont alleen [geïntimeerde sub 1] de onderhavige woning.
f. In verband met klachten over geluidsoverlast uit de woning van [geïntimeerden] heeft [appellant] op advies van de [gemeente] door het bureau [bedrijf 1] een akoestisch onderzoek laten verrichten naar de contactgeluidsisolatie en de luchtgeluidsisolatie tussen de beide woningen. Een deel van dit onderzoek diende te worden verricht in de woning van [geïntimeerden] [geïntimeerden] heeft hieraan zijn medewerking verleend.
g. [bedrijf 1] heeft op 4 februari 2004 een rapport hierover uitgebracht (prod. 2 inl. dagv.). In de conclusie van dit rapport staat onder meer vermeld: "Uit de meetresultaten blijkt dat er wordt voldaan aan de minimale eisen van het Bouwbesluit." Voorts vermeldt deze conclusie dat het Bouwbesluit minimale eisen stelt en dat er toch nog geluidshinder kan optreden, met name bij een verschillend leefpatroon van de verschillende bewoners.
h. [appellant] heeft het rapport van [bedrijf 1] ter beoordeling toegezonden aan [medewerker bedrijf 2] van [bedrijf 2]. [bedrijf 2] concludeert (prod. 3 inl. dagv.) dat de door [bedrijf 1] gevonden waarden uitzonderlijk goed zijn, zelfs zo goed dat er geen enkele geluidshinder zou moeten zijn tussen de beide woningen. Omdat [appellant] wel ernstige geluidshinder ervaart, acht [bedrijf 2] aannemelijk dat de door [bedrijf 1] gevonden waarden afwijken van de werkelijkheid en stelt hij een hernieuwde meting voor in de woning van [geïntimeerden]
i. [geïntimeerden] heeft zijn medewerking geweigerd aan een daartoe strekkend verzoek van [appellant].
4.2 In de onderhavige procedure vordert [appellant] dat [geïntimeerden] kort gezegd meewerkt aan een nieuw onderzoek naar geluidshinder, door medewerkers van het bedrijf SPA toegang te verschaffen tot zijn gehele woning en hen toe te staan met een handhamertje tikgeluiden te veroorzaken op die onderdelen van de woning die de medewerkers van SPA noodzakelijk achten en in zijn woning een ruisbron te plaatsen en in werking te brengen en te houden zolang de medewerkers van SPA dit nodig achten, een en ander op straffe van een dwangsom.
4.3 De voorzieningenrechter heeft in het beroepen vonnis de vordering van [appellant] afgewezen.
4.4.De grieven hebben de strekking de zaak in zijn geheel aan het oordeel van het hof te onderwerpen. Het hof zal derhalve de grieven niet afzonderlijk beoordelen.
4.5 [appellant] heeft zijn vordering allereerst gebaseerd op de stelling dat de weigering van [geïntimeerden] om mee te werken aan een nieuw onderzoek misbruik van recht oplevert. Voorts baseert hij zijn vordering op artikel 5:56 BW.
[appellant] voert hiertoe aan dat hij veel geluidshinder heeft, met name 's nachts omdat [geïntimeerden] tussen 24.00 uur en 3.00 uur 's nachts thuiskomt van zijn werk. Hierdoor heeft [appellant] zeer veel slaapproblemen, ook na de isolatie van zijn slaapkamer.
Ook overdag heeft [appellant] last van geluidshinder, onder meer door de jonge kinderen van [geïntimeerden]
De weigering van [geïntimeerden] om mee te werken aan een nieuw onderzoek klemt volgens [appellant] temeer nu hij tijdens de verbouwing van de woning van [geïntimeerden] de nodige overlast daarvan heeft gehad en daar nooit een probleem jegens [geïntimeerden] van heeft gemaakt.
Voorts voert [appellant] aan dat de werkzaamheden aan de mandelige muur door [geïntimeerden] zonder overleg met hem, [appellant], zijn uitgevoerd en dat deze werkzaamheden onder meer tot gevolg hebben gehad dat hij in zijn slaapkamer werd geconfronteerd met een gat in die gemeenschappelijke muur. Voorts heeft [geïntimeerden] - aldus [appellant] - bovenop die muur nog "werken" aangebracht ten gevolge waarvan mogelijk een geluidslek of klankbord is ontstaan.
4.6 [geïntimeerden] betwist dat door de verbouwing van hun woning in 2002 of de werkzaamheden aan de mandelige muur de geluidsoverlast is ontstaan. Evenmin hebben die werkzaamheden de structuur van de gemeenschappelijke muur gewijzigd en is er een gat in die muur ontstaan. Hij wijst er op dat de verbouwing door erkende aannemers is geschied en dat er aan een renovatie van een historisch pand in de binnenstad van [plaats 1] de eisen van nieuwbouw worden gesteld.
[geïntimeerden] voert aan dat enige geluidshinder niet te vermijden is in dergelijke oude panden, als die van partijen. Voorts heeft [geïntimeerden] naar hij stelt de klachten van [appellant] altijd serieus genomen, eerst door medewerking te verlenen aan het onderzoek door [bedrijf 1] en daarna door zelf voor te stellen dat [appellant] gedurende twee weken een dagboek bijhoudt van alle klachten van geluidsoverlast en door gedurende die periode zelf het eigen leefpatroon bij te houden; in dit dagboek staan volgens [geïntimeerden] alleen klachten over geluidsoverlast overdag.
4.7 Naar het voorlopig oordeel van het hof is geenszins aannemelijk geworden dat [geïntimeerden] - en thans alleen [geïntimeerde sub 1] - geluidsoverlast aan [appellant] bezorgt die zodanige vormen aanneemt dat deze in strijd is met de zorgvuldigheid die buren ten aanzien van elkaar in acht moeten nemen. De door [appellant] in het geding gebrachte verklaringen van gasten en een huishoudelijke hulp zijn daartoe niet voldoende specifiek en zwaarwegend terwijl de mate van geluidsoverlast evenmin objectief - bijvoorbeeld door geluidsmetingen in de woning van [appellant] - is vastgesteld.
Evenmin is voorshands aannemelijk geworden dat [geïntimeerden] op andere wijze - bijvoorbeeld door zijn woning niet volgens de geluidsnormen van het Bouwbesluit te verbouwen - onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld.
Uit het onderzoek van [bedrijf 1] naar de geluidsoverlast blijkt niet dat de geluidwering tussen de woningen van partijen niet in orde is en blijkt evenmin van de noodzaak tot een nader onderzoek. De brieven van [medewerker bedrijf 2] d.d. 26 februari 2005 en 27 december 2005, waarin [medewerker bedrijf 2] een nieuw onderzoek voorstelt, gaan er weliswaar van uit dat de door [bedrijf 1] gevonden meetresultaten niet kunnen kloppen, maar baseren dit niet op duidelijke, objectieve feiten.
Mede gelet op het voorgaande valt niet in te zien waarom [geïntimeerden] moet instemmen met het verzoek van [appellant] om zijn woning ter beschikking te stellen voor een hernieuwd onderzoek naar de oorzaak van de geluidsoverlast.
Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat [geïntimeerden] in het verleden geenszins onredelijk heeft gehandeld door in 2004 wel zijn huis ter beschikking te stellen voor een onderzoek naar geluidsoverlast en vervolgens - toen de resultaten kennelijk voor [appellant] niet bevredigend waren - bij brief van 17 december 2004 zelf het bijhouden van een dagboek voor te stellen waarbij de klachten van [appellant] ter zake geluidsoverlast vergeleken konden worden met het door [geïntimeerden] bijgehouden leefpatroon, zodat "we kunnen achterhalen waar de schoen wringt" (prod. 5 inl. dagv.).
Ten slotte overweegt het hof dat het door [appellant] gevraagde onderzoek weliswaar binnen relatief korte tijd verricht kan worden en dat de daadwerkelijke overlast voor [geïntimeerden] daardoor niet groot behoeft te zijn, maar dat de privacy van [geïntimeerden] sterk geschonden wordt als hij gedwongen wordt om tegen zijn wil aan derden toegang te verlenen tot zijn woning. Voor een dergelijke vergaande maatregel acht het hof thans niet voldoende gronden aanwezig.
4.8 De grieven falen derhalve. Het beroepen vonnis wordt bekrachtigd. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 15 september 2005;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de appelprocedure, welke kosten het hof tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op E. 291,-- voor verschotten en op E. 2.682,-- voor salaris procureur;
verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Rothuizen-van Dijk, H. Vermeulen en Maes en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 30 januari 2007.