In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van elektrische energie en bedreiging met een mes. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 juni 2005 opzettelijk en wederrechtelijk een hoeveelheid elektrische energie heeft weggenomen, toebehorende aan een benadeelde partij. Daarnaast heeft de verdachte op 30 juni 2005 een andere benadeelde bedreigd met een mes, wat leidde tot ernstige vrees voor een misdrijf tegen het leven.
Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de eerste rechter, maar heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor de overige tenlasteleggingen.
De bewezenverklaring omvatte de diefstal van goederen in de publiekshal van het gemeentehuis en de bedreiging van een persoon. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van EUR 13.284,25 toegewezen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en het hof heeft de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die door zijn strafbare feiten is veroorzaakt.