ECLI:NL:GHSHE:2007:2809

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2007
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
20-000246-07
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van Nierop
  • Y.G.M. Baaijens- van Geloven
  • M. Malsch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond inzake diefstal en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van elektrische energie en bedreiging met een mes. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 juni 2005 opzettelijk en wederrechtelijk een hoeveelheid elektrische energie heeft weggenomen, toebehorende aan een benadeelde partij. Daarnaast heeft de verdachte op 30 juni 2005 een andere benadeelde bedreigd met een mes, wat leidde tot ernstige vrees voor een misdrijf tegen het leven.

Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de eerste rechter, maar heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor de overige tenlasteleggingen.

De bewezenverklaring omvatte de diefstal van goederen in de publiekshal van het gemeentehuis en de bedreiging van een persoon. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van EUR 13.284,25 toegewezen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en het hof heeft de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die door zijn strafbare feiten is veroorzaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000246-07
Uitspraak : 30 augustus 2007
VERSTEK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 2 augustus 2006 in de strafzaak met parketnummer 04-861041-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en
-opnieuw rechtdoende- verdachte ter zake van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het ter terechtzitting in hoger beroep gevorderde bedrag van EUR 13.284,25 en met toepassing van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte richt zich mede tegen de vrijspraak door de eerste rechter van hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste werd gelegd. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- zal
worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 november 2005 in de [adres 3] opzettelijk en wederrechtelijk onder meer een aantal lampen en/of beeldschermen en/of toetsenborden en/of printers en/of stoelen en/of kabels en/of een gedeelte van het overig interieur in de publiekshal van het gemeentehuis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2005 in de [adres 3] [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in zijn handen in de richting van genoemde [benadeelde 1] gerend en/of gelopen en/of heeft hij met een mes in zijn hand die [benadeelde 1] achterna gezeten, ook in de woning [adres 2] ;
4.
hij op of omstreeks 01 juni 2005 in de [adres 3] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 536, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 juni 2005 in de [adres 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging terwijl bovendien de toegepaste verbetering in het onder 1 ten laste gelegde in overeenstemming is met de kennelijke bedoelingen van de steller van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 november 2005 in de [adres 3] opzettelijk en wederrechtelijk een aantal lampen en beeldschermen en toetsenborden en printers en stoelen en kabels en een gedeelte van het overig interieur in de publiekshal van het gemeentehuis, toebehorende aan de [benadeelde 3] , heeft vernield of beschadigd;
3.
hij op 30 juni 2005 in de [adres 3] [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in zijn handen in de richting van genoemde [benadeelde 1] gerend en/of gelopen en heeft hij met een mes in zijn hand die [benadeelde 1] achterna gezeten, ook in de woning [adres 2] ;
4.
hij op 1 juni 2005 in de [adres 3] opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 3] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 536 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 juni 2005 in de [adres 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan [benadeelde 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt -ook in zijn onderdelen- slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien bij artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van diezelfde wet.
Het bewezen verklaarde onder 5 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- het gewelddadig karakter van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 14.384,25. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de niet toegewezen vordering en heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep beperkt tot een bedrag van EUR 13.284,25.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak door de eerste rechter van hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste werd gelegd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde oplevert:
1.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

3.Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

4.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;

5.Diefstal.

Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 13.284,25 (dertienduizend tweehonderd vierentachtig euro en vijfentwintig cent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 3] ,gevestigd Raadhuisstraat 1 5801 MB Venray, aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 13.284,25 (dertienduizend tweehonderd vierentachtig euro en vijfentwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 265 (tweehonderd vijfenzestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. W. van Nierop, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. M. Malsch,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 30 augustus 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. Malsch en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.