typ. JP
rolnr. C0501091/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 29 augustus 2006,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats], hierna: “[X.]”,
appellant bij exploot van dagvaarding van 2 augustus 2005,
procureur: mr. R.G.J.M. Onderdonck,
de commanditaire vennootschap CAMPING DE HEIMOLEN C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: “De Heimolen”,
geïntimeerde bij voormeld exploot van dagvaarding,
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg gewezen vonnis van 8 juni 2005 tussen De Heimolen als eiseres en [X.] als gedaagde.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis met zaak/rolnummer 348572 CV EXPL 05-2459.
2. Het verloop van het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, met bewijsstukken, heeft [X.] geen grieven aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep maar alsnog het één en ander aangevoerd ten antwoord op het gestelde in de dagvaarding. Hij heeft geconcludeerd dat het hof dit vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, aan De Heimolen haar vorderingen zal ontzeggen, met veroordeling van De Heimolen in de proceskosten in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord, met bewijsstukken, heeft De Heimolen de grief bestreden en geconcludeerd primair tot niet-ontvankelijk verklaring van [X.] in zijn hoger beroep en subsidiair tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [X.] in de proceskosten in hoger beroep.
2.3. Nadat [X.] nog een akte heeft genomen, hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van hoger beroep
Hiervoor wordt verwezen naar de grief en de daarop gegeven toelichting, zoals vermeld in de memorie van grieven.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. [X.] heeft met ingang van 26 januari 1996 voor onbepaalde tijd gehuurd staanplaats nummer 80 op het door De Heimolen te [vestigingsplaats] geëxploiteerde recreatiepark. In de huurovereenkomst zijn de RECRON-Voorwaarden van toepassing verklaard. Artikel 13 van deze voorwaarden houdt voor zover hier van belang in:
Artikel 13: Ontruiming
Als de overeenkomst is geëindigd moet de recreant, uiterlijk op de laatste dag van de overeengekomen periode, de plaats leeg en volledig opgeruimd opleveren.
De recreant is niet aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade ontstaan bij de ontruiming, die hem niet kan worden toegerekend. Indien schade is ontstaan door veranderingen in/aan/op het terrein veroorzaakt door de ondernemer, is de ondernemer aansprakelijk.
Als de recreant zijn kampeermiddel niet verwijdert, is de ondernemer gerechtigd, na schriftelijke sommatie en met inachtneming van een redelijke termijn, op kosten van de recreant de plaats te ontruimen.
De ondernemer is niet aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade ontstaan bij de ontruiming, die hem niet kan worden toegerekend. Eventuele stallingskosten, voor zover noodzakelijk, zijn voor rekening van de recreant. (…)
4.1.2. [X.] heeft een stacaravan op de staanplaats geplaatst welke hij gedurende het hele jaar bewoonde.
4.1.3. [X.] had op de staanplaats diverse materialen opgeslagen, waaronder een tent, een voorraad koper en een houtvoorraad. De Heimolen heeft [X.] (onder meer bij brieven van 23 december 2002, 22 januari 2003 en 19 februari 2003) diverse malen aangemaand zijn staanplaats op te ruimen.
4.1.4. Bij brief van 24 februari 2003 heeft [X.] de huur van de staanplaats schriftelijk opgezegd tegen 1 januari 2004. De Heimolen heeft deze opzegging aanvaard.
4.1.5. Bij brief van 29 december 2003 heeft [X.] aan De Heimolen uitstel verzocht tot 1 maart 2004 voor het leeg en ontruimd opleveren van de staanplaats in verband met rugklachten.
4.1.6. Bij brief van 31 december 2003 heeft De Heimolen dit uitstel niet geaccepteerd. Zij heeft aan [X.] nog tot 5 januari 2004 de gelegenheid gegeven de staanplaats leeg en ontruimd op te leveren en hem aangezegd dat zij ná 5 januari 2004 op kosten van [X.] de staanplaats zal ontruimen en opruimen.
4.1.7. Bij brief van 9 januari 2004 heeft De Heimolen aan [X.] bericht dat een begin is gemaakt met opruiming en ontruiming van de staanplaats en aangekondigd dat de kosten daarvan aan [X.] in rekening zullen worden gebracht.
4.1.8. Begin januari 2004 heeft De Heimolen de stacaravan van [X.] afgevoerd en diens staanplaats opgeruimd. De Heimolen heeft een bedrag van € 6.158,10 inclusief BTW aan kosten van ontruiming van de staanplaats in rekening gebracht.
4.1.9. De Heimolen heeft bij exploot van dagvaarding van 14 december 2004 gevorderd veroordeling van [X.] tot betaling van een bedrag van € 9.298,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 8.010,51 vanaf 1 oktober 2004.
4.1.10. De rechtbank heeft zich bij incidenteel vonnis van 16 maart 2005 onbevoegd verklaard kennis te nemen van de vorderingen van De Heimolen en heeft de zaak verwezen naar de kantonrechter. [X.] heeft bij de kantonrechter geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van De Heimolen. De kantonrechter heeft deze vorderingen vervolgens bij vonnis van 8 juni 2005 toegewezen.
4.1.11. [X.] kan zich niet met dit vonnis verenigen en komt daarvan in hoger beroep.
4.2. [X.] heeft in de memorie van grieven waarin hij alsnog verweer voert tegen de vordering van De Heimolen zich beperkt tot verweer tegen de vergoeding van een bedrag van € 6.158,10 inclusief BTW aan opruimkosten van de staanplaats.
4.3. Tegen de toewijzing door de kantonrechter van een bedrag van € 1.852,41 aan achterstallige huur per 30 januari 2004, vermeerderd met rente, en een bedrag van € 1.078,54 aan buitengerechtelijke incassokosten heeft [X.] geen verweer gevoerd.
4.4. De Heimolen heeft aangevoerd dat [X.] niet ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn hoger beroep nu zijn daartegen gerichte grief neerkomt op het alsnog voeren van het verweer dat hij in eerste aanleg achterwege heeft gelaten.
4.5. Het hof verwerpt dit beroep op niet ontvankelijkheid aangezien het hoger beroep mede ertoe strekt de mogelijkheid te bieden in eerste aanleg gemaakte fouten en verzuimen te herstellen.
4.6. Met zijn grief bestrijdt [X.] dat De Heimolen gerechtigd is kosten van afvoer van zijn stacaravan en opruimen van zijn staanplaats op hem te verhalen. Hij voert daartoe aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zelf de caravan weg te slepen: hij kreeg geen toestemming met een trailer het de recreatieterrein op te gaan en evenmin toestemming de stacaravan zolang op het parkeerterrein te stallen. Bovendien heeft De Heimolen al op 4 januari 2004 zijn stacaravan gesloopt, terwijl hij nog tot en met 5 januari 2004 de gelegenheid had de staanplaats te ontruimen. Aldus heeft De Heimolen hem - mede gelet op zijn uitstel verzoek van 29 december 2003 – onvoldoende gelegenheid geboden zijn staanplaats op eigen kosten te ontruimen, aldus [X.].
4.7. De Heimolen stelt dat [X.] een bedrag van € 6.158,10 aan kosten van ontruiming van zijn staanplaats en afvoer van materialen verschuldigd is. Zij stelt dat zij op grond van artikel 13 lid 3 van de RECRON-Voorwaarden verhaal kan nemen op [X.] voor deze kosten. Zij heeft [X.] immers bij brief van 31 december 2003 schriftelijk gesommeerd de staanplaats te ontruimen en heeft hem tot 5 januari 2004 de tijd gegeven zelf de stacaravan te verwijderen, aldus De Heimolen.
4.8. Het meest verstrekkende verweer van [X.] hiertegen is dat aan hem niet een redelijke termijn is gelaten zelf de ontruiming te bewerkstelligen. Volgens hem heeft de sommatiebrief hem pas op 5 januari 2004 bereikt en is de ontruiming al op 4 januari 2004 begonnen.
4.9. Het hof constateert dat tussen partijen geschil bestaat omtrent de datum waarop De Heimolen met de ontruiming een aanvang heeft gemaakt. Volgens [X.] was dit op (zondag) 4 januari 2004, volgens De Heimolen was dit op (maandag) 5 januari 2004. Dit geschilpunt is echter niet van belang voor de beslissing van de zaak, aangezien ook in het geval waarin de ontruiming op 5 januari 2004 is begonnen De Heimolen naar het oordeel van het hof aan [X.] niet een redelijke termijn als bedoeld in artikel 13 lid 3 RECRON-Voorwaarden heeft geboden.
4.10. Immers, de sommatiebrief is verzonden op woensdag 31 december 2003. In het meest gunstige geval kan deze brief op vrijdag 2 januari 2004 bij [X.] zijn bezorgd (op nieuwjaarsdag wordt geen post besteld). [X.] had vervolgens in het weekeinde van 3 januari en 4 januari 2004 de stacaravan af moeten laten voeren. Deze termijn is onredelijk kort, temeer nu aannemelijk is dat [X.] bij het afvoeren van de stacaravan hulp van derden diende te betrekken.
4.11. Gelet op deze omstandigheden komen de door De Heimolen in rekening gebracht kosten van ontruiming en van afvoer van materialen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet voor integrale vergoeding op grond van artikel 13 lid 3 van de RECRON-Voorwaarden in aanmerking.
4.12. Het hof heeft vervolgens te onderzoeken in hoeverre kosten van ontruiming van de staanplaats niettemin voor vergoeding in aanmerking komen. [X.] was immers op grond van het bepaalde in artikel 7:224 BW gehouden de staanplaats leeg en opgeruimd aan De Heimolen op te leveren.
4.13. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat De Heimolen had kunnen volstaan met minder ingrijpende maatregelen dan sloop en afvoer van de stacaravan en de materialen. De Heimolen had de stacaravan ook naar een ander gedeelte van het terrein ([X.] noemt in dit verband het parkeerterrein) kunnen slepen zodat [X.] vervolgens op eigen kosten voor afvoer daarvan zorg had kunnen dragen. Hierbij is nog van belang dat [X.] om enig uitstel had verzocht in verband met rugklachten waaraan De Heimolen op deze wijze tegemoet had kunnen komen.
4.14. Ten aanzien van de hoogte van een redelijke vergoeding voor het afvoeren van de stacaravan en het opruimen van de staanplaats zal het hof aansluiting zoeken bij de door [X.] overgelegde offerte, waarin de kosten van afvoer van de stacaravan en van het "restant" worden geraamd op € 2.037,28 inclusief arbeidsuren. Dit zijn kosten die [X.] ook had moeten maken. Rekening houdend met kosten voor het opruimen en de afvoer van de door [X.] op zijn staanplaats opgeslagen materialen zal het hof de door [X.] te betalen kosten in verband met ontruiming van zijn staanplaats naar redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.500,-.
4.15. [X.] heeft bij akte na memorie van antwoord in hoger beroep nog aangevoerd dat de RECRON-Voorwaarden niet op de overeenkomst met De Heimolen van toepassing zijn omdat deze hem bij het sluiten van de overeenkomst in 1996 niet ter hand zijn gesteld. [X.] had overigens in zijn memorie van grieven nog het standpunt ingenomen dat de RECRON-Voorwaarden wel op de huurovereenkomst van toepassing zijn. De Heimolen heeft niet meer op dit (gewijzigde) standpunt van [X.] gereageerd. Dit verweer van [X.] dient dus verder buiten beschouwing te blijven.
4.16. Het door De Heimolen aan kosten van ontruiming en afvoer van materialen gevorderde bedrag is derhalve tot een bedrag van € 2.500,-- toewijsbaar.
4.17. Het vonnis van de kantonrechter van 8 juni 2005 dient te worden vernietigd voor zover daarin een hogere schadevergoeding dan € 2.500,--, te vermeerderen met rente, is toegewezen. In hoger beroep is derhalve toewijsbaar een bedrag van € 2.500,-- aan schadevergoeding en een bedrag van € 1.852,41 aan achterstallige huur en vergoedingen per 30 januari 2004, derhalve een hoofdsom van € 4.352,41, alsmede een bedrag van € 1.078,54 aan buitengerechtelijke incassokosten, derhalve in totaal een bedrag van € 5.430,95.
4.18. Over de schadevergoeding van € 2.500,- is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 6 februari 2004, aangezien deze schadevergoeding bij factuur van 23 januari 2004 met een betalingstermijn van 14 dagen aan [X.] in rekening is gebracht. Het hof gaat er verder van uit dat in het bedrag van de betalingsachterstand van € 1.852,41 per 30 januari 2004 de wettelijke rente tot die datum is verdisconteerd, zodat hierover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 1 februari 2004. Uit een oogpunt van praktische hanteerbaarheid zal de wettelijke rente over de gehele hoofdsom van € 4.352,41 daarom worden toegewezen vanaf 6 februari 2004, welk uitgangspunt ook De Heimolen in haar inleidende dagvaarding heeft gehanteerd.
4.19. Aangezien partijen in hoger beroep over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten in hoger beroep tussen hen worden gecompenseerd.
vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover [X.] daarin is veroordeeld tot betaling aan De Heimolen van een bedrag van € 9.298,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 8.010,51 vanaf 1 oktober 2004;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [X.] tot betaling aan De Heimolen van een bedrag van € 5.430,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.352,41 vanaf 6 februari 2004;
verklaart deze betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 29 augustus 2006.