ECLI:NL:GHSHE:2006:BA1215

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K06/1690
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van klacht ex artikel 12 Sv. ondanks eerdere klacht over dezelfde feiten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2006, gaat het om een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager, wonende te Haren-Ems in Duitsland, heeft eerder een klacht ingediend onder nummer K06/1391 over dezelfde feiten, maar de wet biedt geen basis voor heropening van klachtzaken. Desondanks heeft het hof, na ontvangst van brieven van klager en de gerechtssecretaris, besloten om klager ontvankelijk te verklaren in zijn beklag.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Klager deed op 21 februari 2005 aangifte van meineed tegen beklaagde, die volgens klager een valse verklaring had afgelegd in een procedure voor het gerechtshof. Op 17 november 2005 werd klager geïnformeerd dat de zaak niet zou worden vervolgd. Hierop diende klager op 21 december 2005 een klaagschrift in bij het hof, dat op 2 januari 2006 werd ingekomen. De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag af te wijzen, en op 9 mei 2006 werd het klaagschrift behandeld in raadkamer, waarbij klager niet aanwezig was.

Na een afwijzing van het beklag op 6 juni 2006, diende klager op 29 juli 2006 opnieuw een klaagschrift in, dat op 2 augustus 2006 werd ingekomen. Dit klaagschrift werd op 28 november 2006 behandeld in aanwezigheid van klager. Klager stelde dat beklaagde zich schuldig had gemaakt aan meineed, maar het hof oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verklaring van beklaagde vals was. Uiteindelijk verklaarde het hof klager ontvankelijk in zijn beklag, maar wees het beklag af.

De beslissing van het hof was dat klager ontvankelijk werd verklaard in zijn beklag, maar dat het beklag zelf werd afgewezen. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

K06/1690
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 19 december 2006 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
wonende te Haren-Ems (Duitsland),
hierna te noemen: klager,
over de beslissing van de officier van justitie te Roermond tot het niet vervolgen van:
[beklaagde],
wonende te Maasbracht,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens meineed.
De feitelijke gang van zaken.
Op 21 februari 2005 heeft klager aangifte gedaan van meineed, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde.
Op 17 november 2005 is aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd.
Hierop heeft klager bij schrijven van 21 december 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 2 januari 2006, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 20 maart 2006 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 9 mei 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klager is niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
Bij beschikking van 6 juni 2006 is het beklag van klager afgewezen.
Klager heeft bij brief van 14 juni 2006 verklaard als gevolg van problemen met de Duitse posterijen geen oproeping voor de zitting van 9 mei 2006 te hebben ontvangen.
Bij brief van 24 juli 2006 is door de gerechtssecretaris, [naam], aan klager medegedeeld dat het hof niet kan terugkomen op een reeds genomen beslissing, maar dat klager opnieuw zijn beklag kan doen.
Hierop heeft klager bij schrijven van 29 juli 2006 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 2 augustus 2006, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 27 oktober 2006 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 28 november 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Het hof stelt vast, dat klager in de klachtzaak onder nummer K06/1391 reeds heeft geklaagd over dezelfde feiten. Voorts merkt het hof op dat de wet geen basis biedt voor heropening van klachtzaken ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Desalniettemin ziet het hof, gelet op genoemde brieven van klager van 14 juni 2006 en de gerechtssecretaris van 24 juli 2006, reden om klager in zijn beklag te ontvangen.
Om die reden verklaart het hof klager ontvankelijk in zijn beklag.
Klager stelt dat beklaagde zich jegens hem schuldig heeft gemaakt aan meineed, door in een procedure voor het gerechtshof ’s-Hertogenbosch een valse verklaring af te leggen, waardoor klager financieel werd benadeeld. Klager stelt dat de volgende verklaring van beklaagde, afgelegd ter terechtzitting voor het hof, meinedig is: “U houdt mij voor de verklaring van [betrokkene 1], die onder meer verklaart dat [beklaagde] 50% kreeg van de vrachtsom na aftrek van een provisie van 10%, en dat [beklaagde] met deze 50% de duwkosten moest betalen. Als [betrokkene 1] dit zegt dan vergist hij zich”.
Beklaagde ontkent dat hij meineed heeft gepleegd.
Naar het oordeel van het hof is – ook na hetgeen klager in raadkamer naar voren heeft gebracht – niet wettig en overtuigend bewijsbaar dat de geciteerde verklaring van beklaagde vals is.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof verklaart klager ontvankelijk in zijn beklag .
Het hof wijst het beklag af.
Aldus gegeven door
mr. E.F.G.M. Gelderman, als voorzitter,
mrs. P.A.M. Hendriks en C. de Bruijne, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier.
op 19 december 2006.
Mr. De Bruijne is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.