ECLI:NL:GHSHE:2006:BA1208

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K05/1205
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv. strekkende tot de vervolging van een politieambtenaar

Op 9 mei 2006 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarin klager een klacht had ingediend ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager had aangifte gedaan van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling door beklaagde, een politieambtenaar, die met zijn dienstwapen op klager had geschoten zonder dat daar aanleiding voor was. Klager stelde dat het gebruik van het dienstwapen niet gerechtvaardigd was, terwijl beklaagde aanvoerde dat hij handelde uit zelfverdediging. De advocaat-generaal had in een schriftelijk verslag geadviseerd het beklag af te wijzen, maar het hof besloot op basis van de ernst van de beschuldigingen en de feiten in het dossier om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen. Het hof oordeelde dat de feitenrechter zich moest uitspreken over het beweerde delict. Klager werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht voor zover deze betrekking had op het ongeoorloofd gebruik van het dienstwapen, maar het hof beval wel de vervolging van beklaagde voor de andere beschuldigingen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden waaronder een politieambtenaar zijn wapen gebruikt.

Uitspraak

K05/1205
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 mei 2006 inzake het beklag
ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: klager,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. S.C.M. Asselbergs,
advocaat te Bergen op Zoom,
over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van:
[beklaagde],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: beklaagde,
te dezer zake bijgestaan door mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal,
wegens poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.
De feitelijke gang van zaken.
Op 17 maart 2004 heeft klager aangifte gedaan van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde.
Aan klager is bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd.
Hierop heeft klager bij schrijven van 6 december 2004 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 19 augustus 2005, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 7 oktober 2005 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 31 januari 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de advocaat van klager. Klager is toen niet verschenen.
Bij tussenbeschikking van 28 februari 2006 heeft het hof beslist dat beklaagde zal worden opgeroepen teneinde hem te horen aangaande het beklag.
Op 11 april 2006 is beklaagde in raadkamer van het hof gehoord in het bijzijn van zijn advocaat.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klager stelt dat beklaagde, ambtenaar van politie, met diens dienstwapen gericht op hem heeft geschoten, zonder dat daartoe aanleiding was en zonder dat dit gebruik van het dienstwapen krachtens geldende dienstvoorschriften was toegelaten, en zonder dat het gebruik van het wapen geboden was door zelfverdediging of het gebruik anderszins gerechtvaardigd kon worden. Beklaagde stelt dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling.
Door klager is naar voren gebracht dat beklaagde – nadat deze hem in de schuur had aangetroffen – hem heeft toegevoegd: “Je hebt geluk gehad, want dit was geen waarschuwingsschot” en hem bovendien herhaaldelijk heeft gevraagd of hij geraakt was. De medeverdachte, [naam], heeft ook aan de politie verklaard voornoemde herhaalde vraag te hebben gehoord.
Beklaagde stelt dat er bij hem thuis werd ingebroken. Beklaagde stelt dat hij, nadat hij een gezicht in de kier van de schuurdeur zag, naar die persoon heeft geroepen: “Staan blijven, politie!”, maar dat het gelaat meteen weer weg was. Beklaagde heeft verklaard dat hij hierna iemand in de werkplaats hoorde lopen. Beklaagde stelt dat hij op dat moment in een soort reflex zijn pistool heeft afgevuurd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voorzover klager heeft beoogd in zijn klacht niet-vervolging ook het niet-vervolgen van het ongeoorloofd aanwenden van een dienstwapen door beklaagde te betrekken, dient klager in zijn klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het hier geen strafbaar feit betreft.
Het hof acht, gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen.
Daarbij merkt het hof op dat, gelet op de toedracht van de gebeurtenissen en de aard van de beschuldiging, het wenselijk is dat de feitenrechter zich een oordeel vormt over het beweerde delict.
De beslissing.
Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag, voorzover dit is gericht tegen het ongeoorloofd aanwenden van het dienstwapen door beklaagde.
Het Hof verklaart het beklag gegrond voor het overige en beveelt de vervolging van beklaagde terzake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Aldus gegeven door
mr. P.A.M. Hendriks, voorzitter,
mrs. A.H.Q. Goossens en A.H. Klip,
in tegenwoordigheid van mr. P.J.J. Spijkers, griffier,
op 9 mei 2006.