ECLI:NL:GHSHE:2006:BA0319

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KGC 200501161
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • A. Den Hartog Jager
  • J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de beschikbaarstelling van een sportaccommodatie door de gemeente aan een voetbalvereniging

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de vereniging R.K. V.V. [X.] tegen de gemeente Helmond. De vereniging vordert dat de gemeente een sportaccommodatie ter beschikking stelt, nadat zij haar huurcontract met Gamma Holding Nederland BV had verloren. De gemeente heeft het terrein van Gamma gekocht, maar heeft geen vervangende accommodatie aangeboden aan [X.]. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch heeft de vordering van [X.] in eerste aanleg afgewezen, waarna [X.] in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft de grieven van [X.] beoordeeld en geconcludeerd dat de gemeente niet verplicht was om een vervangende accommodatie te bieden. Het hof oordeelt dat er geen afdwingbare toezeggingen door de gemeente zijn gedaan en dat de gemeente niet in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De gemeente heeft weliswaar plannen gemaakt voor een vervangende accommodatie, maar deze zijn door de gemeenteraad afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, met wijziging van de gronden, en verwijst [X.] in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de rol van de gemeente als verhuurster en de juridische verplichtingen die daaruit voortvloeien. Het hof stelt dat de gemeente niet verplicht is om een vervangende accommodatie te bieden, ook al zijn er andere clubs die wel een accommodatie hebben gekregen. De zaak illustreert de complexiteit van huurrecht en de verantwoordelijkheden van gemeenten in het kader van sportaccommodaties.

Uitspraak

KG C0501161/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 23 mei 2006,
gewezen in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid R.K. V.V. [X.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 3 augustus 2005,
hierna te noemen: [X.],
procureur: mr. J.W. de Rijk,
tegen:
DE GEMEENTE HELMOND,
zetelend te Helmond,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
hierna te noemen: de gemeente,
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch gewezen vonnis in kort geding van 12 juli 2005 tussen [X.] als eiseres en de gemeente als gedaagde.
Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 128450/KG ZA 05-446)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] acht grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot veroordeling van de gemeente om aan [X.] een sportaccommodatie ter beschikking te stellen bestaande uit een speelveld met kleedgelegenheid, dit op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de gemeente in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [X.] de grieven bestreden en producties overgelegd.
2.3. [X.] heeft een akte genomen en daarbij producties overgelegd. de gemeente heeft een akte uitlating producties genomen.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. [X.] huurde van (de rechtsvoorgangster van) Gamma Holding Nederland BV (hierna: Gamma), een deel van het zogenaamde [naam], thans [naam] genaamd, in [vestigingsplaats]. [X.] had het gehuurde in gebruik als (voetbal) sportaccommodatie voor haar leden. Gamma heeft op 6 december 2000 aan [X.] de huur opgezegd per 1 augustus 2001, dit met het oog op de bij de gemeente bestaande plannen tot stadsuitbreiding op dat terrein. De gemeente heeft, in verband met deze plannen, het desbetreffende terrein van Gamma gekocht, met inbegrip van het gedeelte dat aan [X.] was verhuurd. De eigendomsoverdracht aan de gemeente vond plaats op 28 december 2000.
4.1.2. Naar aanleiding van de opzegging heeft [X.] zich tot de kantonrechter gewend met een verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn (art. 28d van de oude Huurwet). Bij beschikking van 7 november 2001 heeft kantonrechter dit verzoek afgewezen. De ontruimings-termijn werd door de kantonrechter bepaald op 4 weken na betekening van de beschikking. Het tegen die beschikking ingestelde hoger beroep is door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch op 15 mei 2002 verworpen.
4.1.3. Teneinde de ontruiming te voorkomen heeft [X.] bij de voorzieningenrechter van de rechtbank een kort geding tegen de gemeente aangespannen, waarin zij schorsing van de executie van de ontruimingsbeschikking van 7 november 2001 vorderde. Die vordering is afgewezen. In dat kort geding vorderde [X.] tevens dat de gemeente bij wijze van voorlopige voorziening zou worden veroordeeld om aan haar een vervangend voetbalveld op het sportpark [Z.] in gebruik te geven. Ook die vordering werd afgewezen.
4.1.4. [X.] heeft het terrein aan (thans) de [adres] in juli 2002 ontruimd. Daarna heeft de gemeente pogingen in het werk gesteld om een vervangende sportaccommodatie voor [X.] beschikbaar te krijgen. Het college van B & W van de gemeente heeft daartoe voorstellen gedaan aan de gemeenteraad. Het laatste voorstel dat dienaangaande door B & W aan de gemeenteraad is gedaan, is op 7 december 2004 door de raad afgewezen.
4.1.5. De gemeente heeft daarna afgezien van verdere pogingen om aan [X.] vervangende accommodatie ter beschikking te stellen.
4.1.6. [X.] vordert in dit kort geding (opnieuw) dat de gemeente zal worden veroordeeld om aan haar vervangende accommodatie ter beschikking te stellen, dit op verbeurte van een dwangsom. Bij vonnis waarvan beroep is deze vordering door de voorzieningenrechter van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch afgewezen. [X.] kan zich hier niet in vinden en heeft hoger beroep ingesteld.
4.2. De gemeente heeft aangevoerd dat [X.] geen spoedeisend belang (meer) heeft bij haar vordering in kort geding.
Dit verweer wordt door het hof verworpen. [X.] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij om (weer) mee te mogen doen met de KNVB-competitie, de beschikking moet hebben over een geschikte accommodatie, die zij nu ontbeert.
4.3.1. De grieven 1 en 2 richten zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter zoals vervat in rechtsoverweging 4.2. van het vonnis waarvan beroep. Dit oordeel komt erop neer dat de gedwongen ontruiming wegens de beëindiging van de huurovereenkomst, voor de gemeente geen enkele rechtsplicht schiep om te voorzien in vervangende accommodatie.
4.3.2. Deze grieven zijn ongegrond. Als gevolg van de eigendomsoverdracht op 28 december 2000, is de gemeente verhuurster van het destijds door [X.] gehuurde terrein geworden (art. 7A:1612 oud BW, thans art. 7:226 BW). Of de gemeente al eerder op enigerlei wijze verhuurster van het terrein was (welke huur dan samenliep met die met Gamma, welke laatst genoemde huur niet wordt ontkend) wordt weliswaar door [X.] gesteld, maar dit standpunt is weersproken en is voor de beoordeling van de onderhavige geschillen niet relevant. Deze eventuele relevantie wordt ook niet gesteld.
4.3.3. Het enkele feit dat de onderhavige huurovereenkomst eindigde op het moment dat de gemeente eigenaresse was van het terrein, levert nog geen verplichting op voor de gemeente om voor vervangende accommodatie te zorgen. Een dergelijke verplichting volgt nóch uit de ten deze van belang zijnde wettelijke bepalingen, nóch uit de inhoud van de huurovereenkomst. Overigens is dit reeds tussen partijen beslist in de beschikking van de kantonrechter van 7 november 2001 en in het kort gedingvonnis van de voorzieningenrechter d.d. 29 januari 2002.
Het hof merkt hierbij op dat in het kader van de procedure tot verlenging van de ontruimings-termijn, welke procedure geleid heeft tot de beschikking van de kantonrechter van 7 november 2001, een belangenafweging heeft plaatsgevonden, welke belangenafweging in het nadeel van [X.] is uitgevallen.
4.3.4. Uit de toelichting van [X.] op de tweede grief begrijpt het hof dat [X.] zich wenst te beroepen op art. 3:14 BW en zich op het standpunt stelt dat de gemeente, door na de huur-beëindiging geen vervangende accommodatie aan te bieden, in strijd handelt met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere clubs en instellingen wél vervangende accommodatie van de gemeente hebben gekregen. [X.] heeft in dit verband gewezen op de huisvesting van de voetbalvereniging [A.], van de scouting club, van [B.] en van de voetbalvereniging [C.].
4.3.5. Dit standpunt wordt door het hof verworpen, alleen al omdat niet is komen vast te staan dat er sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De gemeente heeft gemotiveerd betwist dat hiervan sprake is en in het kader van deze kort gedingprocedure is geen plaats voor een nader feitenonderzoek op dit punt.
Voor een toewijzing van het gevorderde op deze grondslag zou slechts plaats kunnen zijn indien met een redelijke mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat de vordering van [X.] in een bodemprocedure zou worden toegewezen. Een dergelijke situatie doet zich hier echter niet voor.
4.4.1. De derde grief is gericht tegen rechtsoverweging 4.3. eerste zin van het vonnis waarvan beroep, luidende: De ontruiming ging met de nodige commotie gepaard en de openbare orde dreigde daarbij verstoord te worden.
4.4.2. Deze grief is gegrond. Door de gemeente is niet betwist dat de ontruiming zelf rustig is verlopen. Volgens de gemeente was er in de periode vóór de ontruiming sprake van spanningen en een grimmige sfeer, hetgeen door [X.] is weersproken.
4.4.3. De gegrondheid van de derde grief leidt niet tot een andere beslissing, zoals uit het hierna volgende blijkt.
4.5.1. De vierde grief richt zich tegen de verwerping door de voorzieningenrechter van het standpunt van [X.] dat de gemeente zich jegens [X.] zonder voorbehoud zou hebben verbonden om een vervangende accommodatie ter beschikking te stellen. Dit zou zijn geschied door de burgemeester van de gemeente bij gelegenheid van de ontruiming van het gehuurde in juli 2002.
4.5.2. Het hof is van oordeel dat deze grief moet worden verworpen. Dat de gemeente zich zonder voorbehoud zou hebben verbonden zoals [X.] stelt, is door de gemeente gemotiveerd betwist. Bewijs voor de stelling van [X.] ontbreekt en voor een nader onderzoek, bijvoorbeeld door het horen van getuigen, is in het kader van een kort gedingprocedure geen plaats.
4.6.1. De grieven 5 en 6 richten zich tegen de rechtsoverweging 4.4. van het vonnis waarvan beroep, in welke rechtsoverweging de voorzieningenrechter een (zeer korte) samenvatting geeft van het verloop van de pogingen van de gemeente om vervangende accommodatie voor [X.] beschikbaar te krijgen.
4.6.2. Iets ruimer samengevat is, na de ontruiming door [X.] van het desbetreffende terrein in juli 2002, het volgende voorgevallen:
op 3 december 2002 heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorstel van B & W om in te stemmen met het te voeren traject ten aanzien van de realisatie van een voetbalaccommodatie voor [X.] op het sportpark [Z.] en daarvoor een krediet van maximaal € 200.000,- beschikbaar te stellen, dit onder de ontbindende voorwaarde dat het ruimtelijk en juridisch traject realisatie mogelijk maakt;
om te bewerkstelligen dat ten behoeve van [X.] een voetbalveld op het sportpark [Z.] beschik-baar zou komen heeft de gemeente tot twee maal toe een kort geding aangespannen tegen de voetbalvereniging [A.], die huurster (van drie velden) respectievelijk eigenaresse (van één veld) is in het sportpark [Z.]. In beide kort gedingprocedures is de vordering van de gemeente afgewezen (vonnissen van 24 maart 2003 en 14 september 2004). Mede naar aanleiding van het laatste kort gedingvonnis heeft B & W vervolgens aan de gemeenteraad voorgesteld om extra voorzieningen (met name drainage en verlichting) aan te leggen, zodat een procedure tegen HVV wél kans van slagen zou hebben. De totale kosten voor vervangende accommodatie ten behoeve van [X.] zouden daarmee op € 483.000,- komen. Dit voorstel is door de gemeenteraad, na ampele afwegingen, verworpen op 7 december 2004;
De gemeente heeft verder pogingen om vervangende accommodatie ter beschikking te stellen aan [X.] gestaakt, omdat volgens de door haar gehanteerde “Helmond-normen” uitsluitend sportpark [Z.] in aanmerking kwam als vervangende accommodatie; andere velden zijn niet beschikbaar.
4.6.3. Naar het oordeel van het hof valt niet in te zien dat de gevolgde gang van zaken een grond zou kunnen opleveren voor toewijzing van de gevraagde voorziening. Voorzover [X.] bedoeld heeft te stellen dat [X.] met de gevolgde gang van zaken jegens [X.] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, dient dit standpunt te worden verworpen, omdat hetgeen door [X.] is aangevoerd niet tot die conclusie kan leiden.
De grieven 5 en 6 treffen geen doel.
4.7.1. De zevende grief richt zich tegen de overwegingen van de voorzieningenrechter met betrekking tot de zogenaamde Helmond-normen, welke normen door de gemeente worden toegepast bij de verdeling van de beschikbare velden over de verschillende Helmondse voetbalclubs.
De voorzieningenrechter heeft overwogen: Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat de voorkeur van de Gemeente voor de Helmond-norm boven de KNVB-norm in redelijkheid niet te verdedigen valt. Die voorkeur valt dan binnen de beleidsvrijheid van de Gemeente en staat in dit burgerrechtelijk geding niet ter toets.
[X.] stelt zich op het standpunt dat, indien de gemeente in plaats van de Helmond-normen de KNVB-normen zou hanteren, er wél ruimte beschikbaar zou zijn op een van de aan de gemeente toebehorende sportaccommodaties.
4.7.2. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Bij de beoordeling van de voormelde grief van [X.] heeft als uitgangspunt te gelden dat het aan de gemeente zelf is voorbehouden hoe zij de beschikbare voetbalvelden over de verschillende clubs wenst te verdelen, met dien verstande dat de gemeente daarbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht dient te nemen. Aan de civiele rechter komt in dit verband slechts een marginale toetsing toe.
4.7.3. [X.] stelt zich weliswaar op het standpunt dat de gemeente door de Helmond-normen toe te passen in strijd handelt met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur, maar zij heeft dit standpunt ontoereikend onderbouwd, temeer nu de gemeente onweersproken heeft gesteld dat door haar in alle gevallen de Helmond-normen worden toegepast.
Evenmin weersproken is de stelling van de gemeente dat, bij toepassing van deze Helmond-normen, geen vervangende accommodatie voor [X.] aanwezig is, behalve op het sportpark [Z.], waaromtrent hiervoor reeds is overwogen.
4.7.4. Voor honorering van het bewijsaanbod van [X.] ten aanzien van de beschikbaarheid van accommodatie bij toepassing van de KNVB-normen is, in het licht van het voorgaande, geen plaats, noch afgezien van het feit dat een kort gedingprocedure zich niet leent voor bewijslevering door middel van getuigenverhoren.
4.7.5. Het voorgaande betekent dat de zevende grief ongegrond is.
4.8.1. De (ongenummerde) achtste grief richt zich tegen rechtsoverweging 4.7 in het vonnis waarvan beroep.
De gemeente heeft begin 2005 aan alle voetbalverenigingen die accommodatie van haar huren een blanco huurcontract met algemene voorwaarden gezonden, omdat zij op dat moment met die verenigingen in overleg was over herziening van de huurvoorwaarden. De gemeente stelt dat zij het blanco huurcontract per abuis ook naar [X.] heeft gezonden.
[X.] heeft het contract ingevuld en aan de gemeente gezonden en stelt dat aldus een huur-overeenkomst tussen haar en de gemeente is tot stand gekomen met betrekking tot een “nog aan te wijzen veld”. De voorzieningenrechter heeft dit standpunt verworpen.
4.8.2. De grief van [X.] tegen dit oordeel is ongegrond.
Niet te verwachten valt dat een bodemrechter zal oordelen dat de ontvangst van een blanco huurcontract door [X.] in redelijkheid mocht worden opgevat als een aanbod van de gemeente tot het sluiten van een huurovereenkomst. Voor een voorlopige voorziening, vooruitlopend op een dergelijk oordeel is dan ook geen plaats.
4.9 Voorzover [X.] bedoeld heeft een grief te richten tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat art. 22 van de Grondwet geen verplichting voor de gemeente in het leven roept om aan [X.] accommodatie ter beschikking te stellen, dient die grief te worden verworpen, omdat dit oordeel van de voorzieningenrechter juist is.
4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd, met wijziging van de gronden zoals hiervoor onder 4.4.2. is vermeld.
[X.] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het hoer beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, met wijziging van de gronden zoals hiervoor is aangegeven;
verwijst [X.] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van de gemeente tot op heden op € 291,- voor verschotten en op € 1.341,- voor salaris van de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 23 mei 2006.