ECLI:NL:GHSHE:2006:BA0242

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C2004001700
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • A. van den Bergh
  • J. Pouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot schadevergoeding wegens huurderving na de ontbinding van een huurovereenkomst. De appellant, [X.], had de huurovereenkomst met de geïntimeerde, [Y.], ontbonden wegens wanprestatie. De appellant stelde dat hij schade had geleden door huurderving vanaf de datum van ontbinding tot de einddatum van de overeengekomen looptijd van de huurovereenkomst, die op 31 mei 2007 viel. Het hof heeft vastgesteld dat de ontbinding van de huurovereenkomst op 1 september 2006 plaatsvond. De appellant had zijn schade onderbouwd met bewijsstukken, die door de geïntimeerde niet waren weersproken. Het hof heeft de vordering van de appellant tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de huurderving werd berekend op € 1.710,-. Daarnaast vorderde de appellant makelaarscourtage en advertentiekosten, welke ook zijn toegewezen, tot een totaalbedrag van € 766,33. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de vordering tot ontbinding en schadevergoeding toegewezen. De geïntimeerde werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De uitspraak is gedaan in het kader van een procedure die begon met een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, en een tussenarrest van het hof van 25 april 2006, waarin de appellant was verzocht om nadere informatie te verstrekken over de gestelde schade.

Uitspraak

C0401700/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 29 augustus 2006
gewezen in de zaak van:
[X.]
wonende te [woonplaats],
appellant, hierna te noemen: [X.],
procureur: mr. P.A.M. Verkuijlen,
tegen:
[Y.]
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde, hierna te noemen: [Y.],
procureur: mr. H.M.J. van Boxtel,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 25 april 2006 in het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven onder zaaknummer 325014 en rolnummer 03/8900 gewezen vonnis van 2 september 2004.
6. Het tussenarrest van 25 april 2006
Bij genoemd arrest heeft het hof aan [X.] verzocht nadere informatie te verschaffen en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
[X.] heeft naar aanleiding van het tussenarrest een memorie na tussenarrest met producties genomen.
De procureur van [Y.] heeft ter rolzitting meegedeeld dat hij door [Y.] niet in staat is gesteld verder te procederen.
Partijen hebben vervolgens de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1. In het tussenarrest heeft het hof [X.] in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken omtrent de door hem gestelde schade wegens huurderving.
8.2. Bij memorie na tussenarrest heeft [X.] aangevoerd:
- dat hij makelaar [A.] opdracht heeft gegeven om een nieuwe huurder voor de loods te zoeken;
- dat hij vanaf september 2003 met [B.] in overleg is geweest over verhuur van de loods;
- dat hij in maart en april 2004 advertenties in het Eindhovens Dagblad en op internet heeft geplaatst;
- dat hij met ingang van 16 november 2004 de loods heeft verhuurd aan een derde voor een huurprijs van € 7.500,-
per jaar met indexering.
[X.] heeft deze stellingen onderbouwd met schriftelijke bewijsstukken. Voormelde stellingen zijn door [Y.] niet weersproken, zodat het hof uitgaat van de juistheid daarvan.
8.3. Op grond van het hiervoor overwogene verwerpt het hof het verweer van [Y.] dat [X.] niet gepoogd zou hebben om – na zijn vertrek uit het gehuurde – de loods opnieuw te verhuren. Dat [X.] de mogelijkheid had om eerder dan 16 november 2004 te verhuren en die mogelijkheid ten onrechte ongebruikt zou hebben gelaten, is niet gesteld of gebleken.
8.4. Het voorgaande betekent dat de vordering van [X.] tot vergoeding van de schade, bestaande uit huurderving vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de einddatum van de overeengekomen looptijd, zijnde 31 mei 2007, toewijsbaar is.
Als datum van de ontbinding zal het hof 1 september 2006 vaststellen.
Het hof merkt op dat, voor wat betreft de huur tot aan de datum van ontbinding, [Y.] reeds tot betaling is veroordeeld bij vonnis van 20 november 2003.
8.5. De huurderving van 1 september 2006 tot en met 31 mei 2007 kan als volgt worden berekend:
- op grond van de tussen [X.] en [Y.] gesloten huurovereenkomst zou laatstgenoemde in de voormelde periode moeten betalen: 9 x € 823,- = € 7.407,-
- in de voormelde periode zal door [X.] aan huur worden ontvangen: 9 x € 633,- = € 5.697,-
- huurderving: € 1.710,-
8.6. [X.] heeft zijn eis vermeerderd in die zin dat hij thans tevens makelaarscourtage en advertentiekosten in verband met de tussentijdse verhuur vordert. Totaal gaat het om een bedrag van € 766,33.
Ook die vordering is, als onweersproken, toewijsbaar.
8.7. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoende de ontbindingsvordering en de vordering tot vergoeding van schade toewijzen zoals hiervoor is vermeld.
Bij toewijzing van de ontruimingsvordering heeft [X.] geen belang meer, zodat die vordering wordt afgewezen.
8.8. [Y.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeel in de kosten van beide instanties, als hierna te vermelden.
9. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
ontbindt de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betreffende de bedrijfsruimte aan de Ockhuizenweg 10 te Son, zulks per 1 september 2006;
veroordeelt [Y.] om aan [X.] een bedrag te betalen van € 1.710,- wegens huurderving en € 766,33 wegens makelaarscourtage en advertentiekosten;
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt [Y.] in de proceskosten en begroot die kosten aan de zijde van [X.] tot op heden op de volgende bedragen.
Voor wat betreft de eerste aanleg:
verschotten € 243,16
gemachtigdensalaris: € 270,-.
Voor wat betreft het hoger beroep:
verschotten: € 319,78
salaris procureur: € 1.788,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Van den Bergh en Pouw en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 29 augustus 2006.