ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ6265

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002615-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, stond de verdachte terecht in hoger beroep voor de beschuldiging van medeplegen van poging tot doodslag op twee slachtoffers en meerdere diefstallen. De feiten vonden plaats op 31 mei 2005 in Horst, waar de verdachte samen met mededaders een poging deed om goederen te stelen uit een bedrijfspand. Tijdens deze poging werden de slachtoffers, die de toegangspoorten probeerden te sluiten, door de vluchtauto van de verdachte aangereden. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van medeplegen van de poging tot doodslag, omdat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de handelingen van de bestuurder van de auto. De enkele aanwezigheid op de bijrijderplaats was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking. Het hof sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de poging tot diefstal en de diefstallen wel bewezen. De verdachte had eerder al bekend deze feiten te hebben gepleegd. Het hof legde een gevangenisstraf van één jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 45, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002615-06
Uitspraak : 20 december 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 27 juni 2006 in de strafzaak met parketnummer 04-650078-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw in hoger beroep gevoegd. De in het vonnis, waarvan beroep, gegeven beslissing op de vordering van de benadeelde partij is derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door of namens verdachte is met betrekking tot de hem ten laste gelegde feiten naar voren gebracht dat hij het hem onder 1 primair ten laste gelegde niet heeft gepleegd en dat hij tot een minder zware straf veroordeeld dient te worden dan door het openbaar ministerie is gevorderd en door de rechtbank is opgelegd.
Door of namens verdachte zijn geen verweren gevoerd ten aanzien van de bevoegdheid van de rechter om van de zaak kennis te nemen de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of de geldigheid van de inleidende dagvaarding.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2005 te Horst, in elk geval in de gemeente Horst
aan de Maas, ter uitvoering van zijn voornemen om tezamen en in vereniging met
zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
van het leven te beroven, opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen, met een auto (met een hoge althans aanmerkelijke
snelheid) tegen althans door een (ijzeren) (draai)poort(en), waarachter
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] stond(en) is gereden, tengevolge waarvan die
(draai)poort(en) met kracht open vlo(o)g(en), in elk geval open ging(en) en
tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] sloeg(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke voren omschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal van
(een) goed(eren), welke van hun/zijn gading waren/was, uit een bedrijfspand,
gelegen aan de [adres] te Horst,
en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid te
verzekeren;
althans indien ter zake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 31 mei 2005 te Horst, in elk geval in de gemeente Horst
aan de Maas,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres],
weg te nemen wat van hun/zijn gading waren/was, geheel of ten dele
toebehorende aan [betrokkene], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen met zijn
mededader(s) dat bedrijfspand is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke
poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat
met een auto (met een hoge althans aanmerkelijke snelheid) tegen althans door
een (ijzeren) (draai)poort(en), waarachter voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
stond(en) is gereden, tengevolge waarvan die (draai)poort(en) met kracht open
vlo(o)g(en), in elk geval open ging(en) en tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
aansloeg(en),
zulks terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 2]
tengevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 18 april 2005 te Panningen, in elk geval in de gemeente
Helden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 laptops, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 14 oktober 2005 in de gemeente Doetinchem tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4 laptops, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld, waarbij zij met name ten aanzien van het sub 1 primair ten laste gelegde heeft aangevoerd, dat de verdachte in staat moest worden geacht zich te distantiëren van hetgeen de bestuurder van de betreffende vluchtauto ondernam, bijvoorbeeld door aan de handrem van die auto te trekken en dat verdachte door zich niet te distantiëren willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, door deel te nemen aan een vlucht als in casu, dat daarbij slachtoffers zouden vallen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld - zakelijk weergegeven - dat nu geen sprake is van een bewuste samenwerking, noch van gezamenlijke uitvoering, niet kan worden bewezen dat verdachtes opzet, al dan niet voorwaardelijk, was gericht op medeplegen van poging tot doodslag, zoals onder 1 is ten laste gelegd en dat subsidiair poging tot diefstal bewezen kan worden verklaard, evenals het onder 2 en 3 ten laste gelegde, nu verdachte deze feiten bekent te hebben begaan.
Het hof stelt - aan de hand van de door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen - vast dat:
- verdachte op 31 mei 2005 samen met twee personen in een personenauto, merk Citroën C4, kenteken [kenteken], het terrein van een bedrijf aan de [adres] te Horst is opgereden, van welk bedrijf de toegangspoorten open stonden;
- hij en een mededader hebben gepoogd goederen van hun gading weg te nemen uit het bedrijfspand, terwijl een derde persoon in de auto achter bleef;
- zij vervolgens in het pand werden betrapt door een medewerker van het bedrijf die een
tussendeur afsloot, maar dat zij via een raam het pand wisten te verlaten;
- zij inmiddels in paniek waren geraakt;
- bij het raam van de kantine de vluchtauto stond geparkeerd, waarin zich de andere mededader (bestuurder van die auto) bevond;
- hij in de vluchtauto op de bijrijderplaats is gaan zitten en zijn mededader achterin;
- de bestuurder vervolgens over enige afstand achteruit is gereden en daarna een bocht van 90 graden naar rechts heeft gemaakt om op de poort toe te kunnen rijden;
- hij zag dat - op het moment dat na het maken van de bocht met de auto op de poort werd toe gereden - een oudere en een jongere man die draaipoort van het bedrijfsterrein probeerden dicht te maken;
- hij dacht dat ze nog wel door de opening tussen de dichtgaande poorten konden rijden;
- een van de personen de poort al geheel dicht had maar de andere persoon nog niet;
- de auto vervolgens achteruit tegen de poorten is aangereden waardoor de poorten open vlogen en de zich achter de poort bevindende personen werden gekatapulteerd, door de lucht vlogen en op de grond terecht kwamen, waardoor - zoals hij later heeft begrepen - de oudere man ernstig letsel heeft opgelopen;
- de auto door de klap 180 graden om zijn as is gedraaid en vervolgens vooruit is weggereden.
Het hof gaat er - evenals de eerste rechter, de advocaat-generaal en de verdediging - van uit dat zich ten tijde van het sub 1 ten laste gelegde feit drie personen in de auto bevonden, namelijk de bestuurder van die vluchtauto, die in de auto was achtergebleven, de verdachte op de bijrijderplaats en degene die met verdachte in het bedrijfspand is geweest op de achterbank van die auto.
Vrijspraak poging doodslag
Centraal in de procedure in hoger beroep is de vraag of ten aanzien van het sub 1 ten laste gelegde sprake is van - kort gezegd - het medeplegen door verdachte van poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Voor medeplegen is vereist een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op - in dit geval - doodslag.
Naar het oordeel van het hof is daar geen sprake van omdat de enkele omstandigheid dat het door verdachte op de bijrijderplaats van de vluchtauto plaats nemen, niet zonder meer met zich brengt dat - in strafrechtelijke zin - sprake is van medeplegen van de door de bestuurder van die auto gepleegde poging tot doodslag.
Het enkele zich niet distantiëren van de handelwijze van de bestuurder is onvoldoende om medeplegen aan te nemen, nu niet blijkt van enige voorafgaande betrokkenheid bij het verweten handelen.
Het hof laat dan nog daar de vraag of de verdachte zich praktisch gesproken had kúnnen distantiëren in de tijd die hem daarvoor gegeven was, te weten nog geen 2 seconden vanaf het moment dat de auto na het maken van de bocht op de poort toe reed tot het raken van de draaipoort. Uit de zich in het dossier bevindende plattegrond blijkt immers dat de afstand tussen het punt waar de bocht werd gemaakt tot de poort 8 meter was; een snelheid van gemiddeld 20 kilometer per uur, betekent dat 5,5 meter per seconde werd afgelegd.
Het hof is daarom van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair
hij op 31 mei 2005 te Horst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres],
weg te nemen wat van hun gading was, toebehorende aan [betrokkene], met dat oogmerk tezamen met een van zijn
mededaders dat bedrijfspand is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 18 april 2005 te Panningen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 laptops, toebehorende aan [betrokkene 2];
3.
hij omstreeks 14 oktober 2005 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4 laptops, toebehorende aan [betrokkene 3].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken
Overwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair
Het hof spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde geweld, omdat het niet overtuigend bewezen acht dat hij (voorwaardelijk) opzet had op het uitgeoefende geweld.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De verdachte heeft het sub 11 laste gelegde, voorzover het betreft de diefstal, alsmede de sub 22 en 33 ten laste gelegde diefstallen bekend en daarbij aangegeven dat hij die diefstallen tezamen en in vereniging met anderen (feit 1) respectievelijk "een ander" (feiten 2 en 3) te hebben gepleegd.
Voor wat betreft feit 1 verwijst het hof voorts naar de aangifte en de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [getuige 1] en [getuige 2]
(zie noot 1)
Het hof volstaat met deze verwijzing nu door en/of namens de verdachte het geweld jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet wordt ontkend, doch slechts de strafrechtelijke verantwoordelijkheid daarvoor wordt afgewezen.
Voor wat betreft de feiten 2 en 3 verwijst het hof naar de aangiften, zoals opgenomen in de noten 2. en 3.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 subsidiair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4e van het Wetboek van Strafrecht, junctis de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 2 en 3 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4e van het Wetboek van Strafrecht, juncto artikel 310 van dat wetboek.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft bevestiging van het beroepen vonnis gevorderd, met inbegrip van de gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, uitgaande van bewezen verklaring van het sub 1 primair ten laste gelegde.
De verdediging heeft, uitgaande van bewezen verklaring van sub 1 subsidiair (poging tot diefstal) en sub 2 en 3, geconcludeerd tot een straf, gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
Het hof acht bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in een bedrijf en twee diefstallen in bedrijven.
Ten aanzien van de door de eerste rechter bewezen geachte poging tot doodslag zal de verdachte hierna worden vrijgesproken.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte, blijkens het omtrent hem verstrekte strafblad reeds eerder ter zake van vermogensdelicten tot straf is veroordeeld;
Het hof overweegt dat voor diefstallen uit bedrijven tezamen en in vereniging gepleegd zonder verdere gekwalificeerde omstandigheden, wordt, volgens het geldende straftoemetingsbeleid, zoals dat zijn neerslag heeft gevonden in de zg. "oriëntatiepunten straftoemeting", in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden per feit, als passende reactie beschouwd.
Het hof is van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd van na te melden duur, waartoe het hof, met name voor wat betreft de persoon van de verdachte, het navolgende overweegt.
Het hof rekent het de verdacht aan dat verdachte geruime tijd - zie zijn brief aan de rechter-commissaris dd. 17 april 2006 - zijn betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde heeft onthuld en pas ter terechtzitting, nadat een in het bedrijf aangetroffen vingerspoor op hem was teruggebracht, een bekentenis omtrent zijn aandeel heeft afgelegd.
Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij steeds van plan zou zijn geweest ter terechtzitting een bekentenis af te leggen in het belang van de slachtoffers en hun familieleden, maar het hof acht die verklaring ongeloofwaardig tegen de achtergrond van zijn ontkenning in de hiervoor bedoelde brief aan de rechter-commissaris en de omstandigheid waaronder hij tot die bekentenis, naar het oordeel van het hof is gekomen.
Verdachte heeft ook, ter terechtzitting daarnaar gevraagd, niet willen verklaren wie de bestuurder is geweest van het voertuig waarmee op de in de tenlastelegging genoemde slachtoffers is ingereden.
Gelet op deze omstandigheden acht het hof de door verdachte uitgesproken gevoelens van berouw onwaarachtig. Integendeel, het hof acht het tekenend voor de persoon van de verdachte dat hij voorrang geeft aan het behouden van zijn contacten in het criminele milieu boven de belangen van de slachtoffers van het bewezen verklaarde feit.
Het hof zal daarom, gelet op het strafblad van verdachte en de persoon van verdachte betreffende, omstandigheden zoals hiervoor overwogen een hogere - vrijheidsbenemende - straf van na te melden duur opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 subsidiair, onder 2 en 3 bewezen verklaarde oplevert:
1 subsidiair:
Medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar .
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter,
mr. C.R.L.R.M. Ficq en mr. A.R.O. Mooy,
in tegenwoordigheid van dhr. P.N.M. de Bruijn, griffier,
en op 20 december 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1
Zie de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep en de op de doorgenummerde pagina's van het proces-verbaal van politie, PL2350/05-003259, weergegeven verklaringen van:
- [slachtoffer 1] (blz. 93 t/m 95 en 102 t/m 106),
- [slachtoffer 2] (blz. 271 t/m 272 en 279 t/m 280),
- [getuige 1] (blz. 70 en 71) en
- [getuige 2] (blz. 80)
2
Zie de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep en
het proces-verbaal van aangifte als bijlage (dossier-pagina 070) bij het proces-verbaal dossiernummer PL2350/05-003259 gevoegd, met name blz. 287 t/m 289
3
Zie de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep en
het proces-verbaal van aangifte als bijlage (dossier-pagina 076) bij het proces-verbaal dossiernummer PL2350/05-003259 gevoegd, met name blz. 307 t/m 309