ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ4140

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-012375-05
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandel en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De verdachte werd beschuldigd van het handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De advocaat-generaal eiste een gevangenisstraf van acht jaar, maar het hof sprak de verdachte integraal vrij. De tenlastelegging omvatte onder andere de verkoop van een grote hoeveelheid MDMA-pillen en deelname aan een organisatie die zich bezighield met drugshandel. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Er waren weliswaar aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij de drugshandel, maar deze waren niet onomstotelijk. De verdachte ontkende gebruik te hebben gemaakt van de mobiele telefoonnummers die in verband werden gebracht met de drugshandel en het hof kon niet vaststellen dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de feiten zoals ten laste gelegd. De vrijspraak werd onderbouwd door het gebrek aan direct bewijs en de mogelijkheid dat andere personen betrokken waren bij de activiteiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 20-012375-05
Uitspraak : 29 november 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van
23 december 2005 in de strafzaak met parketnummer 04-976411-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring door de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2005 te Venlo en/of Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van ongeveer tweehonderdvijftigduizend pillen van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 15 maart 2005 te Eindhoven en/of Venlo, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Vrijspraak
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde moet onomstotelijk komen vast te staan dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 1] en/of [telefoonnummer 2].
Met betrekking tot deze telefoonnummers heeft het hof de volgende feiten vastgesteld:
- beide telefoonnummers hebben deel uitgemaakt van een telefooncircuit waartoe onder meer ook behoorde de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer 3], welke telefoon onder [medeverdachte] in beslag genomen is;
- bovenbedoeld telefooncircuit is op 18 februari 2005 in gebruik genomen, waarbij alle van het circuit deeluitmakende telefoons werden aangestraald door een zendmast in de onmiddellijke omgeving van de woning van verdachte, gelegen in het woonwagencentrum aan de [adres] te [woonplaats];
- binnen dat telefooncircuit heeft uitsluitend sms-verkeer plaatsgevonden, waarbij bij het overgrote deel van de sms-berichten bovenbedoelde zendmast is aangestraald;
- op 7 maart 2005 is om 12.10 uur een sms-bericht met als tekst "hoe laat kan je by my zyn" verzonden vanaf het nummer [telefoonnummer 1] naar het nummer [telefoonnummer 3], waarbij het verzendende toestel een zendmast langs de A2 te Maarssen heeft aangestraald;
- rond bovengenoemd verzendingstijdstip is in de directe omgeving van die zendmast door de politie, in het kader van een snelheidscontrole, een BMW X5 geflitst; het kenteken van deze BMW was op naam gesteld van het autohandelbedrijf van de vader van verdachte en de auto werd regelmatig door verdachte gebruikt;
- op 7 maart 2005 om 15.33 uur is vanaf nummer [telefoonnummer 1] een sms-bericht met als tekst "Is alles ok€" verzonden naar nummer [telefoonnummer 3], waarop vanaf nummer [telefoonnummer 3] is geantwoord met het sms-bericht: "die euro roept jou naam elke keer";
- op 7 maart 2005 omstreeks 15.25 uur, dus kort voor de hierboven genoemde sms-berichten, heeft er een aflevering van zogenaamde XTC-pillen plaatsgevonden, bij welke aflevering [medeverdachte] betrokken is geweest en terzake van welk strafbaar feit hij die dag omstreeks 16.40 uur door de politie werd aangehouden;
- op 7 maart 2005 om 18.28 uur is vanaf nummer [telefoonnummer 1] een sms-bericht verstuurd naar nummer [telefoonnummer 3] met als tekst: "waar ben je", die dag om 19.15 uur gevolgd door een sms-bericht met als tekst: "ik ben in de buurt. Ben je thuis";
- op 7 maart 2005 omstreeks 20.00 uur heeft verdachte zich, in gezelschap van twee onbekend gebleven personen, vervoegd aan de woning van [medeverdachte], op een moment dat de politie in die woning doende was met een doorzoeking; verdachte was daarnaar toe gereden in de hierboven genoemde BMW X5;
- een aantal minuten nadat verdachte is weggegaan van de woning van [medeverdachte] heeft er sms-verkeer plaatsgevonden vanaf [telefoonnummer 2] waarbij een zendmast werd aangestraald op enkele kilometers van de woning van [medeverdachte]. Dat berichtenverkeer zou aldus geïnterpreteerd kunnen worden dat de verzender van de berichten inmiddels bekend was geworden met de doorzoeking door de politie van de woning van [medeverdachte].
Verdachte heeft steeds ontkend gebruik te hebben gemaakt van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] en heeft ook steeds ontkend op 7 maart 2005 met de BMW X5 in de directe omgeving van Maarssen te zijn geweest.
Directe bewijsmiddelen waarmee de vasthoudende ontkenningen van verdachte kunnen worden weerlegd zijn door het hof niet gevonden. Bovendien zijn naar het oordeel van het hof de hierboven vastgestelde feiten, ook in onderling verband en in samenhang met wat overigens door het hof tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, daartoe onvoldoende.
De vaststaande feiten laten weliswaar de mogelijkheid open dat verdachte op 7 maart 2005 met de BMW X5 in de directe omgeving van Maarssen is geweest, maar stellen het tegendeel daarvan niet buiten redelijke twijfel. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen de BMW X5 en het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Weliswaar zijn die in de nabijheid van elkaar gesignaleerd via de snelheidscontrole en aanstraling van de zendmast, maar ook dat kan niet onomstotelijk tot de conclusie leiden dat een inzittende van de auto "dus" gebruik heeft gemaakt van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1].
Ten slotte geldt ditzelfde naar het oordeel van het hof ook voor het bezoek dat verdachte in de avond van 7 maart 2005 heeft gebracht aan de woning van [medeverdachte]. Verdachte bevond zich op dat moment in het gezelschap van 2 onbekend gebleven personen. Daargelaten de juiste betekenis die er moet worden toegekend aan de inhoud van de direct na dat bezoek vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 2] verzonden sms-berichten, bestaat weliswaar de mogelijkheid dat de verdachte deze berichten heeft verzonden, maar hetzelfde geldt voor de andere twee onbekend gebleven personen die in zijn gezelschap waren. In het geval al zou kunnen worden aangenomen dat één van die onbekende personen de berichten heeft verzonden brengt dit vervolgens nog niet vanzelfsprekend met zich, dat verdachte daar dan in strafrechtelijk relevante zin medeverantwoordelijk voor is geweest.
Uit bovenstaande volgt dat het hof niet onomstotelijk heeft kunnen vaststellen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 1] en/of [telefoonnummer 2]. Hieruit volgt weer dat verdachte van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde hecht het hof eraan daarbij op te merken dat het hof tijdens de beraadslaging oog heeft gehad voor de door de getuige
[getuige] afgelegde verklaring dat hij, in verband met de productie en leveringen van "amfetamine-olie", contacten heeft gehad met een [voornaam] van het woonwagenkamp aan de [adres] te [woonplaats]. Die verklaring kan de beslissing ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde echter niet anders doen luiden nu niet is komen vast te staan dat van de bewoners van dat woonwagenkamp alleen verdachte de voornaam [voornaam] had. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is daarentegen aannemelijk geworden dat er in de ten laste gelegde periode in ieder geval nog een andere bewoner was met diezelfde voornaam.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter,
mr. C.R.L.R.M. Ficq en mr. J.W. de Ruijter,
in tegenwoordigheid van dhr. P.N.M. de Bruijn en mr. N.C. Regina, griffiers,
en op 29 november 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.