ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ4110
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- H. Harmsen
- A. de Lange
- M. Malsch
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij soortgelijke feiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De veroordeelde, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 januari 2004, waarbij hij was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 20 januari, 14 maart en 27 oktober 2006.
De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de beslissing van de eerste rechter zou vernietigen en de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van EUR 13.770,-- zou afwijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde uit de bewezen verklaarde strafbare feiten geen voordeel heeft genoten, aangezien de gestolen goederen in beslag zijn genomen. Bovendien zijn er onvoldoende aanwijzingen dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit soortgelijke strafbare feiten of andere feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof de vordering van het openbaar ministerie tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de veroordeelde bij soortgelijke feiten, waardoor de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen.