ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ4103
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- H. Harmsen
- A. de Lange
- M. Malsch
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij soortgelijke feiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De veroordeelde, geboren in 1978 en wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die stelde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen uit soortgelijke feiten en een bedrag van EUR 765,-- aan de staat moest betalen. De advocaat-generaal baseerde zich op twee delicten, gepleegd in juni 2002, waarbij de veroordeelde betrokken zou zijn geweest.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de veroordeelde bij deze delicten. Het hof stelde vast dat de veroordeelde uit de bewezen verklaarde strafbare feiten geen voordeel had genoten, aangezien de gestolen goederen in beslag waren genomen. De advocaat-generaal had onvoldoende aanwijzingen aangedragen die de betrokkenheid van de veroordeelde bij de andere delicten konden onderbouwen. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die konden aantonen dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de genoemde feiten.
Daarom heeft het hof de vordering van het openbaar ministerie afgewezen en de beslissing van de eerste rechter vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij vorderingen tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de noodzaak om de betrokkenheid van de veroordeelde bij andere strafbare feiten duidelijk aan te tonen.