ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ3545
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- E.S.G.N.A.I. van de Griend
- H. Harmsen
- A.H.Q. Goossens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in belastingzaak betreffende BPM
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 oktober 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1950, werd beschuldigd van het niet tijdig indienen van aangiften voor de belasting op personenauto's en motorrijwielen (BPM) over de periode van 1 januari 2002 tot en met 20 november 2002. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode opzettelijk geen aangifte heeft gedaan, wat resulteerde in te weinig geheven belasting.
Het hof oordeelde dat artikel 1, vijfde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 in strijd is met de artikelen 49 tot en met 55 van het EG-verdrag. Dit artikel verplichtte de volledige registratiebelasting te betalen bij aanvang van het gebruik van een buitenlandse auto op het Nederlandse wegennet, zonder rekening te houden met de duur van dat gebruik. Het hof concludeerde dat het openbaar ministerie niet tot vervolging had mogen overgaan, omdat de verdachte op basis van het herstelbeleid, zoals neergelegd in een besluit van de Staatssecretaris van Financiën, een waarschuwing had moeten krijgen.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de Wet BPM en de toepassing van het herstelbeleid, waarbij de mogelijkheid van een waarschuwing per auto en niet per belastingplichtige centraal staat. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het openbaar ministerie om rekening te houden met geldend beleid bij het starten van strafvervolging.