Parketnummer: 20-011954-05
Uitspraak : 4 oktober 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 25 november 2005 in de strafzaak met parketnummer 04-850267-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
thans verblijvende in P.I. Zuid Oost, Overloon Maashegge BB te Overloon.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van [benadeelde partij 1] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van [benadeelde partij 2] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van [benadeelde partij 3] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van [benadeelde partij 4] geheel toegewezen. De vordering duurt van rechtswege voort in hoger beroep.
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van [benadeelde partij 5] niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw in hoger beroep gevoegd. De in het vonnis, waarvan beroep, gegeven beslissing op de vordering van de benadeelde partij is derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal bevestigen, inclusief de beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand heeft weggenomen een computer en/of een of meer beeldschermen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een of meer ruiten van dat bedrijfspand te forceren, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 27 maart 2005 (op de autosnelweg A67) in de gemeente Eersel, in elk geval in het arrondissement Den Bosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] van het leven te beroven, met dat opzet een beeldscherm in de richting van, althans op geringe afstand voor, een politievoertuig (waarin die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] zich bevon[den]) heeft gegooid, terwijl dat politievoertuig op dat moment met een hoge snelheid (ongeveer 155 kilometer per uur) (op [zeer] geringe afstand achter het door hem, verdachte, bestuurde voertuig) reed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 27 maart 2005 (op de autosnelweg A67) in de gemeente Eersel, in elk geval in het arrondissement Den Bosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] zwaar lichamelijk letsel toe te -brengen, met dat opzet een beeldscherm in de richting van, althans op geringe afstand voor, een politievoertuig (waarin die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] zich bevond[en]) heeft gegooid, terwijl dat politievoertuig op dat moment met een hoge snelheid (ongeveer 155 kilometer per uur) (op [zeer] geringe afstand achter het door hem, verdachte, bestuurde voertuig) reed, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 26 maart 2005 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt- Susteren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gevestigd [adres]) heeft weggenomen drie, althans een of meer, beeldscherm(en) en/of twee, althans een of meer, computer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een of meer ruit(en) van dat bedrijf te vernielen en/of (vervolgens) via de aldus ontstane opening zich in dat bedrijf te -begeven, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 21 maart 2005, in elk geval in of omstreeks de periode van 18 maart 2005 tot en met 21 maart 2005, in de gemeente Maasbracht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school (gevestigd [adres 2]) weg te nemen computer(s) en/of beeldscherm(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die school te verschaffen en/of die/dat weg te nemen computer(s) en/of beeldscherm(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met dat oogmerk zich naar die school heeft/hebben begeven en/of vervolgens een of meer ruiten(en) en/of houten pla(a)t(en) heeft/hebben geforceerd en/of (daarna) via de aldus ontstane opening zich in die school heeft/hebben begeven en/of aldaar een of meer computer(s) en/of beeldscherm(en) heeft/hebben vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 17 februari 2005 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kapperszaak (gevestigd [adres 3]) heeft weggenomen een computer en/of een beeldscherm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een ruit van die kapperszaak te forceren en/of (vervolgens) door de aldus ontstane opening die kapperszaak te betreden, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Weert en/of elders in het arrondissement Roermond en/of in het arrondissement Den Bosch (op de (autosnelweg) A2 (komende uit de richting Maastricht en gaande in de richting Eindhoven), ter plaatse waar de A2 bestond uit twee rijbanen en welke rijbanen telkens bestonden uit twee rijstroken met daarnaast een vluchtstrook en welke rijbanen werden gescheiden door een middengeleider), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer (onbekend gebleven) inzittenden van een of meer voertuigen, van het leven te beroven, met dat opzet - bij duisternis - met een (zeer) hoge snelheid heeft gereden in de richting Eindhoven over (afwisselend) de vluchtstrook en/of de rijstroken welke was/waren bestemd voor het verkeer komende uit de richting Eindhoven en gaande in de richting Maastricht, (en daarbij frontaal een of meer voertuigen tegemoet is gereden) op het moment dat dit/deze/een of meer voertuigen uit de richting Eindhoven kwamen aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 6 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Weert en/of elders in het arrondissement Roermond en/of in het arrondissement Den Bosch (op de (autosnelweg) A2 (komende uit de richting Maastricht en gaande in de richting Eindhoven), ter plaatse waar de A2 bestond uit twee rijbanen en welke rijbanen telkens bestonden uit twee rijstroken met daarnaast een vluchtstrook en welke rijbanen werden gescheiden door een middengeleider), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer (onbekend gebleven) inzittenden van een of meer voertuigen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - bij duisternis - met een (zeer) hoge snelheid heeft gereden in de richting Eindhoven over (afwisselend) de vluchtstrook en/of de rijstroken welke was/waren bestemd voor het verkeer komende uit de richting Eindhoven en gaande in de richting Maastricht, (en daarbij frontaal een of meer voertuigen tegemoet is gereden) op het moment dat dit/deze/een of meer voertuigen uit de richting Eindhoven kwamen aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans indien terzake al het vorenstaande onder 6 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Weert en/of elders in het arrondissement Roermond en/of in het arrondissement Den Bosch als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de (autosnelweg) A2 (komende uit de richting Maastricht en gaande in de richting Eindhoven), ter plaatse waar de A2 bestond uit twee rijbanen en welke rijbanen telkens bestonden uit twee rijstroken met daarnaast een vluchtstrook en welke rijbanen werden gescheiden door een middengeleider, en toen aldaar - bij duisternis - met een (zeer) hoge snelheid heeft gereden in de richting Eindhoven over (afwisselend) de vluchtstrook en/of de rijstroken welke was/waren bestemd voor het verkeer komende uit de richting Eindhoven en gaande in de richting Maastricht, (en daarbij frontaal een of meer voertuigen tegemoet is gereden) op het moment dat dit/deze/een of meer voertuigen uit de richting Eindhoven kwamen aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof acht met name het medeplegen niet bewezen. Voor medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Op grond van de bewijsmiddelen komt het hof tot het oordeel dat daarvan geen sprake is, met name omdat daaruit niet met voldoende overtuiging blijkt dat verdachte wist of heeft moeten vermoeden dat zijn bijrijder [medeverdachte] tijdens de in de tenlastelegging omschreven autorit met opzet een beeldscherm in de richting van een politievoertuig zou gaan gooien.
In het dossier zit slechts een verklaring waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte zich aan medeplegen schuldig gemaakt heeft. Dit is de verklaring van [medeverdachte]. Deze [medeverdachte] verklaart echter op essentiële punten zodanig tegenstrijdig over de gang van zaken voorafgaande aan het uit het raam gooien van het betreffende beeldscherm, dat het hof zijn verklaring dat verdachte wist dat [medeverdachte] bezig was een beeldscherm uit de auto te gooien onvoldoende betrouwbaar acht.
Het enkele feit dat hij, verdachte, [medeverdachte] het raam van de door hem, verdachte, als bestuurder bereden personenauto opende en iets naar buiten zag gooien zoals hij heeft verklaard, is onvoldoende om tot bewezenverklaring van het onder 2 primair, dan wel subsidiair ten laste gelegde medeplegen te komen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 maart 2005 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand heeft weggenomen een computer en beeldschermen, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door ruiten van dat bedrijfspand te forceren;
3.
hij op 26 maart 2005 te Echt, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (gevestigd [adres]) heeft weggenomen drie beeldschermen en twee computers, toebehorende aan [benadeelde partij 4], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door ruiten van dat bedrijf te vernielen;
4.
hij op 21 maart 2005, in de gemeente Maasbracht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een school (gevestigd [adres 2]) weg te nemen computers en/of beeldschermen, toebehorende aan [slachtoffer 1], en die weg te nemen computers en/of beeldschermen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededader, met dat oogmerk zich naar die school heeft begeven en vervolgens houten platen heeft geforceerd en daarna via de aldus ontstane opening zich in die school heeft begeven en aldaar een beeldscherm heeft vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 17 februari 2005 te Echt, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kapperszaak (gevestigd [adres 3]) heeft weggenomen een computer en een beeldscherm, toebehorende [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door een ruit van die kapperszaak te forceren en vervolgens door de aldus ontstane opening die kapperszaak te betreden;
6.
hij op 27 maart 2005 in het arrondissement Roermond en/of in het arrondissement Den Bosch (op de (autosnelweg) A2 (komende uit de richting Maastricht en gaande in de richting Eindhoven), ter plaatse waar de A2 bestond uit twee rijbanen en welke rijbanen telkens bestonden uit twee rijstroken met daarnaast een vluchtstrook en welke rijbanen werden gescheiden door een middengeleider), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, onbekend gebleven inzittenden van voertuigen, van het leven te beroven, met dat opzet - bij duisternis - met een (zeer) hoge snelheid heeft gereden in de richting Eindhoven over (afwisselend) de vluchtstrook en de rijstroken welke waren bestemd voor het verkeer komende uit de richting Eindhoven en gaande in de richting Maastricht, (en daarbij frontaal voertuigen tegemoet is gereden) op het moment dat deze voertuigen uit de richting Eindhoven kwamen aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Van de zijde van de verdachte is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6 primair ten laste gelegde, daartoe - zakelijk weergegeven - stellende dat er geen aanmerkelijke kans is geweest dat de automobilisten ten gevolge van het rijgedrag van verdachte het leven zouden laten, nu verdachte op de cruciale momenten - daar waar tegenliggers waren - voorzichtigheid in acht heeft genomen. Ongelukken of bijna ongelukken hebben zich niet voorgedaan. Voorts zou verdachte, zo er een frontale botsing zou hebben plaatsgevonden, ook zelf het risico gelopen hebben het leven te laten, hetgeen nimmer de bedoeling was van verdachte.
Het hof acht - evenals de rechtbank - op grond van het door de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 28 maart 2005, mutatienummer PL2340/05-038407, het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 2] van 28 maart 2005, mutatienummer PL2340/05-045282, en de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 12 april 2005, mutatienummer PL2340/05-038407, en voorts op grond van de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen van verdachte, [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] voornoemd, onder meer het volgende wettig en overtuigend bewezen.
Op zondag 27 maart 2005 tijdens de nachtelijke uren hebben de twee verbalisanten getracht het voertuig met verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] aan een controle te onderwerpen. Verdachte, bestuurder van het voertuig, negeerde echter het stopteken van de politie en ging er met hoge snelheid vandoor, richting de A2. Verdachte en de medeverdachte werden door het politievoertuig, dat optische en geluidssignalen voerde, gevolgd op de A2 in de richting van Maastricht. Op enig moment lukte het de politieauto om het voertuig van [verdachte] naar de vluchtstrook te geleiden. Toen de verbalisanten het politievoertuig voor de auto van [verdachte] wilden stil zetten, heeft [verdachte] zijn auto gekeerd en is bewust tegen de rijrichting in gaan rijden over de A2, in de richting van Eindhoven. Verdachte reed met zeer hoge snelheid tegen de verkeersstroom in, waarbij verdachte in het donker meerdere malen op het moment dat er tegenliggers aankwamen, zonder noodzaak in de richting van die tegenliggers stuurde. Het tegemoetkomend verkeer op de autosnelweg kwam met een snelheid van 120 kilometer per uur aanrijden en de verdachte reed hen met een snelheid van 150 á 160 kilometer per uur frontaal tegemoet. Uit de waarnemingen van de verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] begrijpt het hof dat de snelheid van de elkaar tegemoetkomende auto's en de afstand tussen die auto's op het moment van uitwijken zodanig waren dat de tegenliggers ternauwernood aan een botsing of een andersoortig ongeluk ontkomen zijn. Diverse tegemoetkomende auto's reden de vluchtstrook op of gingen in de berm stilstaan. Verdachte heeft door zijn handelingen het leven en de veiligheid van deze bestuurders (en eventuele inzittenden) bedreigd.
Het hof is van oordeel dat verdachte door zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat medeweggebruikers ten gevolge van een mogelijke frontale botsing met verdachte dan wel een uitwijkmanoeuvre de dood zouden vinden.
Het hof acht het voorts aannemelijk dat verdachte -hoewel hij er mogelijk primair van uit is gegaan dat het tegemoetkomend verkeer zou uitwijken desalniettemin de kans dat hij zelf het leven zou laten bij een mogelijke frontale botsing op de koop toe heeft genomen.
Het hof verwerpt derhalve het door de raadsman aangevoerde verweer.
Het verweer van de raadsman dat het feit niet bewezen kan worden reeds om reden dat er geen aangiften van de hiervoor genoemde onbekend gebleven bestuurders voorhanden zijn vindt evident geen steun in het recht, zodat dit verweer eveneens wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1, 3 en 5 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4 en 5, juncto artikel 310, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4 en 5, junctis de artikelen 310 en 45, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 6 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin het onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde schade teweeg heeft gebracht;
- het karakter van het onder 6 primair bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheden dat het hof minder bewezen heeft geacht dan de eerste rechter.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof [terzake van het feit onder 6 primair] en voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 2.559,81 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Ten aanzien van de in het voegingsformulier onder 1. en 2 opgenomen posten (1x computer en 2s tft-scherm, ad. in totaal EUR 1.428,-- is de vordering - met name in verband met het ontbreken van gegevens over het bouwjaar van die goederen en de in verband daarmee toe te passen afschrijving- naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat door verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 1] is toegebracht tot een bedrag van EUR 1.131,81, voor welke schade verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht te treffen als na te melden.
Verdachte (en zijn mededader) zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 250,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan [benadeelde partij 2] in haar vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 250,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan [benadeelde partij 3] in haar vordering niet worden ontvangen.
[benadeelde partij 4] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 3.481,75 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 3.481,75.
De vordering duurt in hoger beroep van rechtswege voort voorzover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat [benadeelde partij 4] als gevolg van verdachtes onder 3. bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Ten aanzien van de in het voegingsformulier onder 1. en 2 opgenomen posten (nieuwprijs 1x computer ad. EUR 699,-- en 2x monitor ad. in totaal EUR 600,--) zal het hof, gelet op het bouwjaar van de gestolen goederen, en gelet op de in het handelsverkeer gangbare economische levensduur van deze goederen, een aftrek toepassen van 50% op de nieuwprijs, derhalve een bedrag van EUR 344,50 en EUR 300,--.
Ten aanzien van de in het voegingsformulier onder 4 opgenomen post, wijst het hof, op dezelfde gronden als hiervoor aangegeven, een vergoeding toe tot een bedrag van een derde van het gevorderde, derhalve een bedrag van EUR 500,--.
In totaal komt hiermee voor toewijzing in aanmerking een bedrag van EUR 3.880,25, waarvan het in voormeld formulier opgegeven bedrag van EUR 2.053,-- dat op een andere wijze wordt vergoed, wordt afgetrokken, zodat een totaalbedrag van EUR 1.827,25 zal worden toegewezen.
Voor het overige wordt de vordering van de benadeelde partij voornoemd te worden afgewezen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte (en zijn mededader) zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 3, 4, 5 en 6 primair bewezen verklaarde oplevert:
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
4. Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het
weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
6. primair Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ontzegt verdachte terzake van het onder 6. primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 1] voor een bedrag van
EUR 1.131,81 (duizend honderdeenendertig euro en eenentachtig cent) toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 1.131,81 (duizend honderdeenendertig euro en eenentachtig cent) met dien verstande dat en indien en voorzover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart [benadeelde partij 1] in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 1], wonende te [adres 4], een bedrag te betalen van EUR 1.131,81 (duizend honderdeenendertig euro en eenentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart [benadeelde partij 2] in haar vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt [benadeelde partij 2] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [benadeelde partij 3], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt [benadeelde partij 3], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 4] voor een bedrag van
EUR 1.827,25 (duizend achthonderdzevenentwintig euro en vijfentwintig cent) toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 1.827,25 (duizend achthonderdzevenentwintig euro en vijfentwintig cent) met dien verstande dat en indien en voorzover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door [benadeelde partij 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 4], wonende te [adres], een bedrag te betalen van EUR 1.827,25 (duizend achthonderdzevenentwintig euro en vijfentwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter,
mr. J.W. de Ruijter en mr. C.R.L.R.M. Ficq,
in tegenwoordigheid van dhr. P.N.M. de Bruijn, griffier,
en op 4 oktober 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.R.L.R.M. Ficq is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.