typ. LD
rolnr. C0400634/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 29 augustus 2006,
gewezen in de zaak van:
de vereniging WATERSPORT VERENIGING DRIMMELEN,
gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: “WSV”,
appellant bij exploot van dagvaarding van 26 februari 2004,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ NIEUWE JACHTHAVEN DRIMMELEN B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: “Jachthaven”,
geïntimeerde bij voormeld exploot van dagvaarding,
procureur: mr. L.R.G.M. Spronken,
op het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector Kanton, locatie Breda gewezen vonnis van 14 januari 2004 tussen Jachthaven als eiseres in conventie tevens gedaagde in reconventie en WSV als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis met zaaknummer 259884/CV/03-1847.
2. Het verloop van het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, met één productie, heeft WSV drie grieven aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, de vorderingen van Jachthaven in eerste aanleg in conventie af zal wijzen, de vorderingen van WSV in eerste aanleg in reconventie toe zal wijzen, Jachthaven zal veroordelen aan WSV terug te betalen al hetgeen zij op grond van het vonnis waarvan beroep aan Jachthaven heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, met veroordeling van Jachthaven in de proceskosten in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Jachthaven de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van WSV in de proceskosten in hoger beroep, deze proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van het te wijzen arrest.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van hoger beroep
Hiervoor wordt verwezen naar de grieven en de daarop gegeven toelichting, zoals vermeld in de memorie van grieven.
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.1.2. Jachthaven heeft bij exploot van dagvaarding van
7 maart 2003 tegen WSV gevorderd als weergegeven in het vonnis waarvan beroep. WSV heeft een eis in reconventie ingesteld.
4.1.3. De kantonrechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vorderingen in conventie van Jachthaven toegewezen en de vorderingen in reconventie van WSV afgewezen.
4.1.4. WSV kan zich niet met dit vonnis verenigen en komt daarvan in hoger beroep.
4.2. De tegen het vonnis aangevoerde grieven leggen het geschil omtrent uitleg van de in artikel 2 van de notariële akte van huurovereenkomst van 20 oktober 1999 opgenomen indexeringsclausule (de indexeringsclausule) in samenhang met de aan deze huurovereenkomst aangehechte staat van huurprijzen over het tijdvak van 1 mei 1998 tot 1 mei 2003 (de inloopstaffel) in volle omvang aan het hof voor.
4.3. Het hof stelt voorop dat de betekenis van een omstreden beding in een schriftelijke overeenkomst niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld, maar moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981,635). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de bewoordingen van het schriftelijke contract, gelezen in de context van het geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift overigens vaak wel van groot belang (HR 20 febr. 2004, NJ 2005,493).
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de indexeringsclausule met ingang van 1 mei 2003 cumulatief op de per die datum geldende huurprijs dient te worden toegepast. Het geschil betreft de toepassing van de indexeringsclausule op de in de inloopstaffel vermelde huurprijzen over de periode van 1 mei 1998 tot 1 mei 2003.
4.5. WSV neemt het standpunt in dat de in de inloopstaffel voor de jaren 1998 tot 2003 genoemde huurprijzen enkelvoudig dienen te worden geïndexeerd, dat wil zeggen: de voor ieder jaar daarin opgenomen huurprijs wordt slechts verhoogd met de (percentuele) stijging van het jaarprijsindexcijfer over het voorafgaande kalenderjaar.
4.6. Jachthaven stelt zich op het standpunt dat de in de inloopstaffel opgenomen huurprijzen telkens cumulatief worden geïndexeerd, dat wil zeggen: de voor ieder jaar daarin opgenomen huurprijs wordt verhoogd met de (percentuele) stijging van de jaarprijsindexcijfers over de voorafgaande kalenderjaren (vanaf het jaarprijsindexcijfer 1997). Jachthaven heeft de aan WSV in rekening gebrachte huurprijzen voor het tijdvak van 1 mei 1998 tot 1 mei 2003 ook op deze wijze vastgesteld.
4.7. De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep beslist dat de door Jachthaven gegeven uitleg de juiste is - kort gezegd - omdat cumulatieve indexering de gebruikelijke wijze van huurprijsindexering is en geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die rechtvaardigen dat daarvan wordt afgeweken. Hiertegen richten zich de grieven van WSV.
4.8. Het hof is van oordeel dat voorshands als vaststaand kan worden aangenomen dat partijen hebben afgesproken dat de in de inloopstaffel opgenomen huurprijzen tot 1 mei 2003 met ingang van 1 mei 1999 cumulatief worden geïndexeerd op de wijze als door Jachthaven voorgestaan.
4.9. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat partijen het er over eens zijn dat de contractuele indexeringsclausule leidt tot cumulatieve indexering en dat met ingang van 1 mei 2003 de op grond van de inloopstaffel dan geldende huurprijs, na indexering, ook cumulatief zal worden geïndexeerd. In de tekst van de inloopstaffel is voorts uitdrukkelijk aangegeven dat met ingang van 1 mei 1999 indexering van de daarin opgenomen huurprijzen plaatsvindt, waarbij de huurprijsniveau over 1998 door de aanduiding 1,00 (lees: 100) als startpunt wordt genomen. In geen aanknopingspunt te vinden voor het standpunt dat tot 1 mei 2003 de in die staffel vermelde huurprijzen niettemin slechts enkelvoudig zullen worden geïndexeerd.
4.10. Het hof zal WSV echter overeenkomstig haar aanbod toe laten tot tegenbewijs tegen de hiervoor onder 4.8 voorshands als juist aangenomen stelling met betrekking tot toepassing van de indexering gedurende de huurinloop periode (1 mei 1998 tot 1 mei 2003).
4.11. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
laat WSV toe te bewijzen feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat partijen hebben afgesproken dat de huurprijsverhogingen tot 1 mei 2003 beperkt blijven tot de in de inloopstaffel vermelde huurprijzen, slechts verhoogd met de (percentuele) stijging van het jaarprijsindexcijfer over het voorafgaande kalenderjaar.
bepaalt, voor het geval WSV bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. W.J. van den Bergh als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rolzitting 12 september 2006 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op werkdagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de procureur van WSV bij zijn opgave op genoemde rolzitting een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de procureur van WSV tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Van den Bergh en Adriaansens en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 29 augustus 2006.