4.2.1. [appellanten] was eigenaar van het pand [adres 1], [gemeente]. Het echtpaar [naam] (verder: [echtpaar], enkelvoud) is eigenaar van het naastgelegen pand [adres 2]. Tussen [echtpaar] en [appellanten] zijn geschillen ontstaan over de eigendom van opstallen die voor een klein deel op het perceel [adres 2] en voor het grootste deel op perceel [adres 1] waren gebouwd. [appellanten] heeft deze opstallen, voorzover zij zich bevonden op zijn terrein, afgebroken. [echtpaar] claimde de eigendom van die opstallen op grond van horizontale natrekking en heeft [appellanten] op 13 januari 1997 gedagvaard, een verklaring voor recht gevorderd alsmede de verlening van erfdienstbaarheden dan wel eigendomsoverdracht van een deel van het perceel van [appellanten] aan [echtpaar], en schadevergoeding. [echtpaar] heeft in verband hiermee op
17 december 1996 conservatoir beslag gelegd op het perceel [adres 1] (prod. 1 inleidende dagvaarding) voor een bedrag van f 225.000,-- (E. 102.100,54).
4.2.2. [geïntimeerde] was de advocaat van [appellanten] vanaf 19 maart 1998 tot medio februari 2003.
Bij vonnis van de rechtbank Maastricht van 18 februari 1999 zijn de vorderingen van [echtpaar] afgewezen, met uitzondering van de vordering tot schadevergoeding.
Bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 april 2001 (prod. 1 cva) is dit vonnis bekrachtigd. Het door [echtpaar] daartegen ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad op 31 oktober 2003 (prod. bij antwoordakte van 17 maart 2004) verworpen.
[echtpaar] heeft [appellanten] op 21 november 2002 gedagvaard in de schadestaatprocedure. In verband daarmee heeft [echtpaar] op 20 november 2002 een tweede conservatoir beslag gelegd ten laste van [appellanten] en wel op het hieronder te vermelden nieuwe pand van [appellanten] aan de [adres 3] te [gemeente] (prod. 4 en 5 mvgr), voor een bedrag van E. 756.600,--. Voorts heeft [echtpaar] ten laste van [appellanten], met het oog op de door [echtpaar] geclaimde eigendomspositie en geclaimde erfdienstbaarheden, een conservatoir beslag tot levering gelegd op gedeelten van het perceel [adres 1], op welke gedeelten [echtpaar] goederenrechtelijke aanspraken deed gelden (prod. 3 inleidende dagvaarding).
4.2.3. Medio 2002 is [appellanten] geïnteresseerd geraakt in aankoop van voormeld pand aan de [adres 3] te [gemeente].
[appellanten] heeft ten aanzien van dit pand een koopovereenkomst gesloten op 25 juni 2002; het pand is aan hem geleverd op 15 juli 2002.
[appellanten] heeft de verkoop van het pand [adres 1] in handen gegeven van [makelaarskantoor] B.V. In augustus 2002 heeft deze makelaar potentiële kopers gevonden, het echtpaar [naam] (verder: [echtpaar 2], enkelvoud). Bij faxbericht van 21 augustus 2002 (prod. 1 mvgr) heeft de makelaar aan [geïntimeerde] bericht:
"Naar aanleiding van het telefoongesprek welke u voerde met [appellanten], laat ik u het concept koopakte toekomen i.v.m. een mogelijke aanvulling betreffende de aflopende procedure met de buurman - beslag en mogelijke erfdienstbaarheid t.b.v. afvoer riolering-etc. Gezien wij met de kopers en verkopers een afspraak hebben gemaakt voor donderdag 22 augustus a.s. hopen wij dat u ons snel kunt berichten."
In de koopovereenkomst, gedateerd 22 augustus 2002 (prod. 2 inleidende dagvaarding), staat vermeld dat de koper ([echtpaar 2]) verklaart op 17 augustus 2002 het pand te hebben gekocht van verkoper ([appellanten]). In de koopovereenkomst is onder meer opgenomen:
"Artikel 22:....
Verkoper heeft koper in kennis gesteld van de claim van de eigenaar van het pand staande en gelegen [adres 2] terzake erfdienstbaarheid (afdakje), ten laste van het gekochte perceel [adres 1]. Deze claim die door zowel de rechtbank Maastricht als het gerechtshof in 's Gravenhage is afgewezen. Tegen een onderdeel van het arrest van het gerechtshof is thans nog een procedure in cassatie aanhangig. Verkoper zal koper vrijwaren voor een eventuele waardevermindering van het door hen aangekocht pand, voor het geval dat in cassatie of daarna de claim geheel of gedeeltelijk alsnog zou worden toegewezen."
De koopsom bedroeg E. 240.000,-- k.k.
Het transport zou plaatsvinden op 15 januari 2003.
4.2.4. [geïntimeerde] heeft bij brief van 13 januari 2003 aan de raadsman van [echtpaar] laten weten dat [appellanten] instemt met het voorstel om een bedrag van E. 102.100,54 van de koopsom bij de notaris in depot te laten en de beslagen gedeelten van het perceel [adres 1] van het transport aan [echtpaar 2] uit te zonderen (prod. 5 inleidende dagvaarding). De raadsman van [echtpaar] heeft daarop bij brief van 28 januari 2003 geantwoord dat het voorgestelde depot hoger zou moeten zijn en dat het niet-verkochte deel door het kadaster zou moeten worden bepaald (prod. 6 inleidende dagvaarding).
[echtpaar 2] had intussen bij brief van 14 januari 2003 (prod. 4 inleidende dagvaarding) echter aan [appellanten] laten weten dat hij levering wenste van het (gehele) perceel [adres 1] zoals overeengekomen. Dat is door zijn raadsman bij brief van 17 januari 2003 aan [geïntimeerde] bevestigd (prod. 7 inleidende dagvaarding), met sommatie om uiterlijk 28 januari 2003 mee te werken aan volledige levering.
Bij brief van 23 januari 2003 heeft [geïntimeerde] onder meer aan de raadsman van [echtpaar 2] geschreven (prod. 9 inleidende dagvaarding):
"Op 20 november jl. heeft [echtpaar] gemeend zijn vermeende erfdienstbaarheden door middel van beslag tot levering te bewaren. Het beslag tot levering is geen juist beslag; dit correspondeert ook niet met de vorderingen van [echtpaar] in deze procedure(s). Bedoeld zal zijn om een conservatoir beslag te leggen en het is uiteraard een fluitje van een cent om dit beslag tot levering alsnog te vervangen door een conservatoir beslag.
Nu in cassatie de vermeende erfdienstbaarheden nog in discussie zijn zie ik geen reële mogelijkheden om in kortgeding dit beslag (te doen) opheffen."
Bij brief van 30 januari 2003 heeft de raadsman van [echtpaar 2] aan [geïntimeerde] geschreven dat [echtpaar 2] tot ontbinding van de overeenkomst wil komen (prod. 10 inleidende dagvaarding). Daarop heeft [geïntimeerde] op 3 februari 2003 aan [appellanten] geschreven:
"Nu ontbinding van de koopovereenkomst grote financiële gevolgen voor u kan hebben geef ik u in overweging [echtpaar 2] alsnog aan te spreken op nakoming van de koopovereenkomst. Mogelijk zal dat een procedure met de nodige haken en ogen opleveren, maar op die manier kunt u proberen de kopers alsnog tot naleving van de koopovereenkomst te dwingen (prod. 11 inleidende dagvaarding)."
4.2.5. Bij aangetekend schrijven van 14 maart 2003 aan [appellanten] heeft de raadsman van [echtpaar 2] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en aanspraak gemaakt op de contractuele boete van E. 24.000,-- met rente (prod. 13 inleidende dagvaarding). Op 26 maart 2003 heeft [echtpaar 2] [appellanten] daartoe gedagvaard voor de rechtbank Maastricht (prod. 14 inleidende dagvaarding). [appellanten] is bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Maastricht van 11 augustus 2004 (prod. 6 mvgr) veroordeeld tot betaling aan [echtpaar 2] van een tot E. 15.000,-- gematigde boete met de wettelijke rente daarover vanaf 22 maart 2003, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
4.2.6. De Rabobank heeft bij brief van 4 februari 2004 aan de huidige raadsman van [appellanten] laten weten dat de bank ten tijde van de geplande verkoop (augustus 2002 tot medio februari 2003) van het pand van [appellanten] aan de [adres 1], sinds 9 november 1993 een recht van eerste hypotheek had ad E. 56.722,53 (met rente en kosten) en dat het pand niet eerder dan in januari 2004 met een tweede hypotheek is belast (prod. 19 bij akte van [appellanten] in eerste aanleg).
De Rabobank heeft op 5 februari 2004 ter opheffing van het beslag van 17 december 1996 een bankgarantie aan [appellanten] verstrekt van E. 102.100,54, het bedrag waarvoor dit beslag was gelegd (prod. 20 van genoemde akte).
Uit een faxbericht van 16 februari 2004 van de raadsman van [echtpaar] aan de raadsman van [appellanten] blijkt dat de bankgarantie is ontvangen en dat alle beslagen van [echtpaar] op het pand [adres 1] zijn opgeheven (prod. 23 bij genoemde akte).