17.3. Het hof is van oordeel, dat op grond van hetgeen [appellant] zelf heeft gesteld en verklaard blijkens het proces-verbaal van de politie is komen vast te staan dat [appellant] wel degelijk in groepsverband heeft samengewerkt met de andere betrokkenen bij [onderneming].
[appellant] heeft immers erkend
- dat hij werkzaamheden heeft verricht voor [onderneming], en wel de voorbereiding van bemiddelingsgesprekken, het veelvuldig zoeken naar vertegenwoordigers en het fungeren als bode tussen [onderneming] en Dutch Wing (cva blz. 3 en 4);
- dat hij potentiële cliëntèle begroette, deze antwoord gaf op vragen aan de hand van een leidraad die hij van [partij verwante zaak] had gekregen, en vaak bij de afwikkeling door [partij verwante zaak] heeft gezeten (cva blz. 4);
- dat hij de valse naam "[valse naam]" gebruikte (cvd blz. 4);
- dat hij wel eens een bedrag van een klant heeft ontvangen; hij heeft dit doorgegeven aan [partij verwante zaak] (cvd blz. 4);
- dat hij wel aanwezig was bij betalingen door klanten aan [partij verwante zaak] werden verricht (cvd blz. 4);
- dat hij voor "[naam 3]" brieven aan klanten verstuurde, zoals bijvoorbeeld de brieven overgelegd bij productie 2 cvr (blz. 4 cvd);
- dat hij personen die voor [onderneming] kwamen tekst en uitleg gaf, dat hij geld heeft gekregen van [onderneming], en dat hij medio 1997 met [appellant verwante zaak]en [geïntimeerde verwante zaak] een bedrag van f 60.000,-- heeft verdeeld dat zij van [partij verwante zaak] hadden gekregen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, daarbij gevoegd nog de mede door [appellant] ondertekende werkinstructie (zie r.o. 13.2.7 sub d), staat naar het oordeel van het hof het handelen in bewuste samenhang, waarbij ieder, ook [appellant], een bijdrage leverde, vast.
Dat [appellant] zijn aandeel leverde op grond van een arbeidsovereenkomst met Tranquil doet daar niet aan af, aangezien dat het onrechtmatige karakter niet aan zijn handelen ontneemt.
17.4. Het gezamenlijk handelen van de bij [onderneming] betrokken personen, waaronder [appellant], levert een onrechtmatige daad op jegens de geïntimeerden, niet alleen omdat zij - onder valse namen - activiteiten ontplooiden op het gebied van de kredietbemiddeling zonder vergunning (art. 6 Wet toezicht kredietwezen 1992), welke regeling in elk geval mede beoogt de belangen van (toekomstige) crediteuren van een instelling te beschermen, maar ook omdat het onrechtmatig is eraan mee te werken dat via advertenties gelokte personen aanzienlijke bedragen aan "Versicherungskosten" betalen terwijl daar niets tegenover staat. Als [appellant] niet zonder meer heeft voorzien dat de toegezegde kredieten nooit zouden worden uitbetaald, dan had hij dat moeten voorzien, nu is komen vast te staan dat de bankinstellingen waarmee in de contracten werd geschermd, niet bestonden, zodat volstrekt onduidelijk is waar de toegezegde gigantische kredieten vandaan hadden moeten komen. De in r.o. 13.2.7 sub d genoemde werkinstructie aan de bemiddelaars, ondertekend door o.m. [appellant] ([valse naam]) moet dan ook worden aangemerkt als leugenachtig en onrechtmatig jegens geïntimeerden nu hierin wordt uiteengezet hoe de bemiddelaars kredietzoekers als geïntimeerden op het verkeerde been moesten zetten.